dinsdag 25 december 2018

‘Berenkroket’


Ik nam vandaag, Kerstavond,  deel een aan keukentafelgesprek in een Finse keuken. Nu kan ik jullie vertellen dat een keukentafelgesprek hier, iets heel anders is dan in Nederland. Bij ons is het een gesprek van een sociaal werker met een zieke of nooddruftige, om de laatste een zorgpoot uit te draaien.
Een keukengesprek in Finland is een gezellige bijeenkomst met familie, vrienden of bekenden en omdat er voldoende Glökki (een soort Glühwein) op de  Kersttafel staat, is een goede sfeer gewaarborgd.

Dit zijn de momenten dat ik mijn stokpaardjes uit Nederland weer de vrije loop kan geven. Ik ben vandaag in geestelijke opstand, gehoord hebbend van de vreugde die in Nederland bij enkele gekken is opgewekt over de komst van ‘steeds meer wolven’. Ze zitten er niet mee als een kudde schapen wordt doodgebeten en binnenkort ook een mens een hap uit de broek kan verwachten. In Duitsland is al een man aangevallen. Intussen zitten de aanbidders op hun knieën rond een vieze dikke drol om te bewijzen dat die van een wolf is. 

‘Jullie schieten hier in Finland wolven vast en zeker hartstikke dood’, liet ik mij ontvallen.
Er ontstond aarzeling aan de keukentafel. ‘Officieel niet’ zei Olli.  Ik wist genoeg. Stropers zijn het en mutsen van wolvenbont zijn regelmatig op straat te zien. 

‘Maar beren in de stad of dorp, die gaan toch wel meteen voor het vuurpeloton?’, probeerde ik nog. Weer dezelfde veelzeggende stilte. ‘Of voor de bijl?’ Met een handgebaar werd duidelijk gemaakt dat ook dit een beschermde diersoort is.
‘Berenvlees is heel lekker’ zei neef Pekka enthousiast.
‘Dat is zo’ zei ik vol overtuiging.
Verbazing alom. Belazert hij ons wel of niet? Berenvlees is namelijk heel schaars.
‘In Nederland eet ik regelmatig een berenlul’. Ik zei het met veel overtuiging.
Er werd hard gelachen, maar ik bleef serieus, nam mijn ipad ter hand en presenteerde een foto van een schaal waarop een stapel goudbruine, grof gepaneerde kroketten was uitgestald. Hilariteit; mijn schouders werden bijna blauw geslagen.

Vriend Juha sprong op : ‘Jaaaa. Dat heb ik vorig jaar in Den Haag gegeten. Heet dat echt een berenlul of neem je ons in de maling?’ 
‘Nee, dat niet. Als je in Nederland om een berenlul vraagt, krijg je dit exclusieve gerecht.’ 
‘Hartstikkel lekker’ bevestigde ` Juha.

Intussen had ik zelf wel flinke trek in een kroketje bij het pilsje dat inmiddels op tafel stond.

Helaas. In dit Finland zijn er wel veel beren, maar hun kroketten zijn hier niet in de verkoop.

maandag 22 oktober 2018

Over een Neanderthaler en zijn vonnis




Hoeveel weeg je nu en hoe lang ben je’ vroeg de dokter wat plichtmatig. Ik bracht een paar kilo in mindering en het nepresultaat werd vastgelegd op een digitaal formulier.
De aanvullende vraag bleef dit keer uit: ‘Ben je al eens bij de diëtiste geweest?’. Gelukkig maar. Mijn standaardantwoord (‘nee, want ik weet het allemaal al’) heb ik al vele malen gegeven.

De diëtiste is een knappe, aardige vrouw, een fee die, na een inventarisatie van ‘wat eet u zo op een dag en wanneer?’, een eetadvies meegeeft dat voor mij gelijk staat een doodvonnis; een soort ongewilde euthanasie. ‘Ik ben uw stok achter de deur’, zegt de fee.

Ik heb weer een paar kilootjes te veel, niet als vetzak, maar als een ‘stevige Neanderthaler’. Mensen begroeten mij regelmatig met de uitroep ‘man, wat zie jij er goed uit!’. Dan weet ik dat de golvende jojo-grafiek weer hoog staat en naar beneden moet. 

Adviezen genoeg. ‘Liposuctie’ zei een kennis tegen mij. Zijn vrouw was drie jaar geleden ‘open geboord om het vet eruit te laten lopen’. Drie maanden geleden was ze terug bij de geneesheer om opnieuw afgetapt te worden. ‘Je kan er dozen vol met kaarsen van maken’ voegde mijn kennis toe. Wat een afschuwelijke gedachte! Een romantische avond bij het kaarslicht van die dikke eetfabriek van Jan. Ik zie liposuctie daardoor op de voorhand niet zitten. 

‘Een maagverkleining’ is ook zo’n advies. Een vroegere buurman van meer dan tweehonderd kilo kon zich bijna niet meer verplaatsen en werd daarvoor gestrikt; letterlijk en figuurlijk. Ik heb nog nooit zo’n hoop ellende gezien als toen hij thuiskwam uit het ziekenhuis. Zijn vrouw had een grote taart gekocht vanwege het feest. De stakker zat ernaast te huilen. Hij had een maag met ruimte voor hooguit twee borrelnootjes. Hij viel daarna af, maar was ‘het leven moede’.

Nee, dan Erika Terpstra. Een jaar lang werd ze zo veel gecomplimenteerd over haar bijna slanke figuur, dat ze er genoeg van kreeg. Nu loopt ze weer in vol ornaat in jurken ‘model Koningin Wilhelmina’; langs de indianen en dikbuikige Papoea’s met grote peniskokers. 

Om maar te zwijgen van Patty Brard. Een tijdje geleden sprong ze nog, voor een stomme artiestenshow, als een gillende Michelin-vrouw van de hoge duikplank. Vroeger was ze een seksbom in hotpants met een mooi strak kontje, maar nu, in dat tv-moment, zag ik een ‘bommetje-bombardement' waarvan het zwembad over liep. Ze loopt praatprogramma’s af om tegen vergoeding enthousiast te vertellen dat ze 30 kilo afgevallen is; zonder rimpels, met dank aan Dokter Botox. Na zeven dure prikken ligt het mooi strak kontje direct onder haar ogen. Heb je dat gezien? Ze kan er nauwelijks over die billen heen kijken. 

Ik weet nu dat ik mijn vet kan laten weglopen en verkopen aan Bolsius en vele jaren een kaars opsteken voor iedere obesitasser. Ik weet dat ik mijn maag kan laten couperen als de staart van een spaniël. Ik kan mij zo uithongeren dat mijn huid moet worden ingekort. Ik weet dat ik daar een mooie obesitas-tas van kan laten maken. Ik kan dokter Botox financieel vetmesten. Maar ik zie ook, dat niets van dat alles mijn jojo-curve ervan weerhoudt om op termijn weer omhoog te klimmen.

‘Goed dat u weer komt’ zegt de dieet-fee, waar ik ongezien toch binnenglip. Haar ogen schatten mijn nieuwe omvang in. Zij schrijft druk op een A4-tje; mijn vonnis.
Ik capituleer, als eerste Neanderthaler; met een knots achter de deur.





maandag 30 april 2018

Eens een 'vandaal', altijd een 'vandaal'



In mijn jeugd, de jaren ‘50/’60, speelden in het Gemeentelijk Sportpark van Hilversum twee betaald voetbalclubs:’t Gooi en  Hilversum.  Elke zondag weer, zag ik vanuit onze vooroorlogse rijtjeswoning hoe een stoet wandelaars en fietsers over de randweg richting Sportpark  trok. Tegen vijf uur kwam de stoet terug en van de non-verbale uitingen kon je de uitslag aflezen. Het Sportpark kreeg regelmatig meer dan 10.000 bezoekers; een aantal waar veel eerste divisieclubs van nu, jaloers op zouden zijn.

Mijn vader haatte voetbal. Ik moest op zondag mee wandelen in de bossen bij Lage Vuursche. In de stilte van het bos drongen de geluiden van de wedstrijd duidelijk door; gejuich bij doelpunten, luide ‘oei’s’ en boe-’s. Pa ergerde zich kapot en schreef een ingezonden stuk naar de plaatselijke krant, met de opmerking dat hij niet was gediend van de ‘luid weerklinkende godverdomme’s in de stilte van de natuur’.

Zo rond mijn tiende jaar ontsnapte ik aan die saaie wandelingen en ging met een jongenskaartje van 10 cent mee met de publieksstroom naar de ‘staantribune’. Ik koos voor de wedstrijden van ’t Gooi. De clubkleuren geel-zwart stonden mij het meest aan.Het ging er luidruchtig, maar heel gedisciplineerd toe. De ‘hondenlul’ was nog niet uitgevonden. Het werd mij wel duidelijk dat je als kind een held was als je in de rust het houten hek over klom, de  sintelbaan passeerde en daarna over het veld rende om de zitplaatsen aan ‘de overkant’ te bereiken. Het publiek juichte je toe, politieagenten met pet en lange zwarte jassen probeerden, onder boegeroep vanuit het publiek, je te vangen. De triomfale oversteek is mij twee keer gelukt. De derde keer kregen ze mij te pakken en scholden mij uit voor ‘vandaal’.

Ik werd meer volwassen, voetbalde later bij ’t Gooi en bleef die club tot de dag van vandaag volgen. Later, na een verhuizing naar Castricum, werd de tribune van AZ’67 in Alkmaar opgezocht. Na een volgende verhuizing naar Friesland genoot ik van Heerenveen. AZ en Heerenveen zijn beide provincieclubs, voetballen leuk, raken goede spelers kwijt en weten steeds weer terug te keren een in het ‘linker rijtje’. In de stadions is een goede sfeer en er is geen tot weinig rottigheid. Bij de wedstrijd Heerenveen-AZ gaat mijn voorkeur nog steeds uit naar de AZ-ploeg. Geen Fries zal daarover vallen. Ook niet als ik bij een doelpunt van AZ, als bijna enige op de hele tribune, de kont van de stoel verhef om ‘hiep hiep hiep hoera!’ te roepen. Vrede op aarde, in Friezen een welbehagen, behalve die keer dat AZ vier maal scoorde. De grootste ergernis die luid werd kenbaar gemaakt was: ‘man ga toch eens zitten’.

Zestig jaar na de sprints op het Sportpark nodigde mijn dochter, in het bezit van twee sponsorkaarten in een ‘gemengd vak’, mij uit om mee te gaan naar de finale van de KNVB-beker 2018: AZ-Feyenoord in de Kuip. Wat een festijn! Wat een sfeer!  Dochter had mij van een bescheiden AZ-shawl voorzien. Met een wat ongemakkelijk gevoel deed ik hem om.

Wij keken verbaasd naar het vullen van ons vak CC in de Kuip. “Gemengd’ betekende in dit geval: 99% Feyenoord-supporters.  Men kan met gemengd ook bedoeld hebben: 15% gedrogeerd, 25% dronken, 15% met een beetje hooliganbloed en 45% brave huisvaders al dan niet met zoontje. Ik schrok er echt van, maar hield mij kalm.

Na het eerste fluitsignaal brak ineens de hel om mij heen los. De genitale vleeswaren, racistische en antisemitische beledigingen vlogen non-stop door de lucht.  De uitingen van agressie waren  beangstigend. Knallen van bommen en granaten weerklonken vanuit het strijdgewoel. Toen ik in die situatie bescheiden klapte voor een AZ-actie, keek de door ‘versnaperingen’ verwilderde buurman naar de shawl, zag het AZ-logo, sleurde woedend aan die das en bedreigde mij. Hij praatte plat Rotterdams, dus ik begreep niet of dat ‘met de dood’ was. Vijf mannen daaromheen stonden verwensingen naar mij te brullen. Omringend publiek hielp ons.  Door stoelwisselingen met keurig publiek zaten wij wat veiliger. De thuisclub won verdiend, maar er bleef reden om voor het eindsignaal snel het hazenpad te kiezen.

In een flashback zag ik mij, nu 60 jaar later, weer rennen in het Sportpark. Maar dit keer geen politie om mij op te  vangen, mij ‘vandaal’ te noemen en om op het politiebureau te laten terugkomen om strafregels te schrijven. ‘Het is een andere tijd, opa. Dit moet je gewoon vinden’.

Maar ik vind hier helemaal geen bal aan, mensen! Mij zal je dan ook vanaf nu, in het gunstigste geval, alleen kunnen terugvinden op de veilige kant van de tribunes in Alkmaar en Heerenveen. Als je mij dan in de rust kreupel van de ene kant naar de andere kant van het veld ziet rennen, dan weet je dat ik weer helemaal mijn draai in het voetbal heb teruggevonden. Eens ‘vandaal’, altijd ‘vandaal’

maandag 9 april 2018

Mislukt als vogelaar


Ik bevind mij op dit moment in Finland voor een bezoek aan mijn hoogbejaarde schoonmoeder. Zij woont in een bejaardenhuis. Onze leefruimte is overdag daaraan aangepast. Vandaag sloeg ik daarom mijn vleugels uit onder het motto ‘genoeg grijze duiven gezien’.

Even buiten de stad Salo ligt, te midden van zeearmen met rotsen en rijke bossen, een openluchttheater. Aan de weg daar naartoe ligt een modderige parkeerplaats; de startplaats voor een vogelherkenningswandeling.
Vol verwachting verliet ik de auto, deed geschikt schoeisel aan, hing mijn fotocamera om de nek en de fototas met lenzen op de rug.

Het pad stond vol met vogelaars, gekleed in legergroen en voorzien van krijgshaftige verrekijkers en camera’s met nals kanonslopen.
Het is dan ook niet vreemd, dat ik hier eerder aanstormende Russen dan vogels verwachtte.

Hier wordt niet gesproken, noch gegroet. Het hoort een beetje bij de volksaard.  Op het water lag nog ijs te wachten op wat meer voorjaarswarmte. Bij enkele wakken  lagen huis-tuin-en-keuken-eenden omringd door honderden meeuwen die een oorverdovend lawaai maakten.
Een informatiebord liet zien welke fraaie verrassingen het faunagebied voor mij in petto zou moeten hebben. 
‘Kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wielewaal’.  Dudeljooo; geen kip te zien!

Ik heb het faunapad helemaal afgelopen. Het eerste dat ik fatsoenlijk voor de lens kreeg was een kraai.  En het leger vogelaars, het  tuurde maar voort. Ik denk dat het woord tureluurs hier ontstaan is. 

Tijdens mijn laatste meters op het pad, bracht ik mijn camera naar het voorhoofd om een voorbij zwemmende eend te fotograferen. Je moet  toch wat in dit gezelschap. Ineens kwamen er twee vogelaars mijn richting in gesneld. Hun blik strak in het water.  ‘Kwak, kwak’; een desillusie. Vogelaars houden niet alleen vogels in de gaten, maar ook elkaar. Met gemengde gevoelens keerde ik terug naar de grijze duiven.

Bij een volgend bezoek laat ik hier een kanarie los.

dinsdag 27 maart 2018

Mammoet: pletten die hap!





‘Wolven in Nederland’ streeft naar een ‘conflictarm samenleven’ met wolven. Dat staat pontificaal op de website van de gelijknamige vereniging. Ik wil beleefd de suggestie doen om die vereniging om te dopen tot de vereniging ‘Wolken in Nederland’ want daar loopt men met het hoofd in.

Ik ben mij ervan bewust dat ik het onderwerp al eerder heb aangesneden, maar ik zie aanleiding om dit nog eens te doen.

Het nieuws  van vandaag: een wolf in Drenthe heeft op drie verschillende plaatsen schapen aangevallen. In het laatste geval bracht het roofdier 14 schapen wreed om zeep. Men (de wolvenvriend) vindt dat de schapenhouder maar een ander (duur) hek om zijn kudde moet zetten; ten gerieve van het wolvengerief.  De wolvenvrienden zijn verheugd dat er weer een wolf is.  Dan moet je niet op een schaapje kijken.

Op radio Tirol hoorde ik, september vorig jaar al, een felle discussie over het onderwerp. Oostenrijk heeft de laatste jaren een zeer regelmatig bezoek van wolven. Schapen, steenbokken en geiten zijn hun leven niet meer zeker. ‘Je kan de Alpenweiden van hoge hekken voorzien’, zeiden de wolvenvrienden. Nu is het Alpenweidelandschap al ruimschoots voorzien van liftmasten en er ontstond bijkans een opstand over ‘nog een woud met palen en gaas’. Onbetaalbaar en onverdraaglijk. Simpel was de oplossing: de incidentele bezoekers pief-paf-poef-omleggen.
Als er in Finland een bruine beer zijn geëigende leefgebied verlaat en wandelend in Helsinki wordt aangetroffen (gebeurt zo nu en dan), dan zeggen de bewoners ook niet ‘tervetulloa’ als woord van welkom. De Gemeentelijke berenjager neemt passende en humane maatregelen voor een voltooid leven.

De klimaatverandering van nu, is klein bij  verandering die zich na de ijstijd heeft voorgedaan. Onze holen werden karige hutjes, karige hutjes werden karige huisjes, karige huisjes werden woningen, paleizen en torenhoge flatgebouwen. Met die ontwikkeling vertrokken  elanden, ijsberen, bruine beren, oerossen, lynxen, wisenten en wolven, langzaam maar zeker, naar een gebied waar zij wél passend konden leven. Het is een gewoon evolutieproces en niets anders. 

Als je met die beesten nog conflictarm wilt leven, dan moet je maar naar hun (al dan niet nieuwe) woongebied emigreren.
Alle gekheid op een evolutiestokje: ik denk dat we niet moeten jubelen als elanden, ijsberen, bruine beren, oerossen, lynxen, wisenten en wolven ons land weer gaan betreden om conflictarm met ons te komen leven. Wat een gelul!

Maar toch. Een uitzondering zou ik willen maken voor de mammoet. Die is vast en zeker uit genetisch materiaal wel weer in elkaar te zetten. Een mannetje en een vrouwtje. Ik mag toch ook een hobby hebben?: ‘Mammoeten in Nederland’. We hebben al een mammoetwet, dus wie maakt mij wat.  En........ als de eerste twee uit de reageerbuis zij gekropen, dan laat ik ze los op  de Veluwe.  
Komop, d’r bovenop!  
Pletten die hap!



Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...