donderdag 27 augustus 2015

Hoeperdepoep!


Een jaar of twee geleden hield mijn kennis Barend, een dierenarts, gevoed door eigen ervaring en feiten uit publicaties, een lezing over excessen in de omgang van mensen met dieren. Ik heb mij tranen gelachen, maar in feite ging het om idiote ontwikkelingen. Zo is Fikkie niet meer een gewone huishond, maar een soort van medemens die je duur aankleedt, mee naar bed neemt, chique laat coifferen, de duurste medische behandelingen laat ondergaan en zelfs in het huwelijk laat treden. En als we het dan toch over nivellering hebben in de verhouding hond-mens, dan heb ik op de voorhand nog een heel zinvolle toevoeging: bouw kleine hurktoiletjes in de wc of badkamer, waar uw lieveling tegelijk met uw stoelgang, ook even mag meebukken. 

Een blog over hondenpoep? Ja, maar houd uw leesbril op, want ik meld een positieve ontwikkeling.

De bron voor een nieuwe benadering vond ik in de prachtige gemeentehaven van Coevorden. De haven is van hoge kwaliteit. De lay-out is zoals ‘overal’: boten bij elkaar en een smalle stook gras langszij. Driekwart van de boten heeft een hond aan boord en meestal twee (of nog meer). Fikkie kan je nu eenmaal niet thuis laten.
Ik uit mijn deernis met deze dieren die op een paar vierkante meter boot met twee of meer volwassenen mee moeten varen. Hoe kleiner de boot, hoe groter de honden. Ik zie tijdens mijn talrijke vaartochten regelmatig honden van het formaat beer uit het vooronder opduiken.

De scheepshond leeft als een plofhond in een soort legbatterij waar je je kont niet kan keren, waar het stinkt en zowel schipper als hond niet genoeg ruimte hebben om zich met de achterpoot en tong zindelijk schoon te likken. Tweemaal daags mag het arme beest, scheel van ellende, op de die smalle strook gras naast de ligplaatsen springen om zijn in wanhoop verzamelde inhoud van blaas en darmen zonder dralen tussen de grassprieten te sproeien of te laten zakken.
Achter het venster van mijn schip nuttig ik op dat moment een heerlijk ontbijt met hardgekookt eitje, terwijl binnen het gezichtsveld de ‘stutjes’ in alle maten, geuren en kleuren neerdalen. Dit is bepaald geen uitzondering. Ik vind dat niet prettig

In de haven van Coevorden werd ik blij van een nieuwe ontwikkeling die mij hoop geeft voor de toekomst. Een oude Pikmeerkruiser legde aan. Twee honden sprongen opgelucht aan de wal, bestormden het uitwerpgazon en deden waarvoor dit perceeltje niet bestemd was. Een kleine wandeling volgde. Moeder kwam ontzet terug en riep tegen haar Jan: ‘Heb je even natte doek. Laura is, gadverdamme, met haar poot in echte mensenstront gestapt!’.

Kijk, dit raakt de door Barend geschetste verhouding tussen hond en mens. Een mens die in hondenpoep trapt, versus een hond die in mensenpoep trapt! Barend kan dit aan zijn lezing toevoegen.

Voor mijn kleinzoon zing ik regelmatig (en tot ontzetting) ‘hoeperdepoep zat op de stoep’.
Na deze blog wordt ik beter begrepen. De wens is de opa van de gedachten.
De vraag is alleen of er vrijwilligers genoeg zijn die, af en toe, even in het plantsoen willen poepen.



woensdag 12 augustus 2015

De Minkukel


In het Wiki-woordenboek kwam ik het woord 'Minkukel' tegen met als uitleg: Het woord is geïntroduceerd door Marten Toonder in het stripverhaal Het Kukel en lijkt te staan voor 'minimaal IQ'.
Dit moet daar geplaatst zijn door een sukkel. Ik kan dit verduidelijken met onderstaand, waargebeurd verhaal. De naam van het slachtoffer is uiteraard aangepast.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
‘Minkukel!!’  Het bulderde door een klaslokaal op de benedenverdieping van het bouwwerk dat de Gemeentelijke HBS te Hilversum omhulde. De spreker was leraar handelsrekenen Dijkstra; ik verander geen letter van die  hufter zijn  naam. Het slachtoffer was Jos Klepper, een jongeling die aan alles wat hij deed wel iets sukkeligs  toevoegde. 

Er ging geen week voorbij of Jos botste met zijn fiets ergens tegenaan, liep met een pleister op zijn hoofd, vergat zijn boeken of liet op een moment dat het écht niet kon een vette kippenpoot uit zijn handen glippen. Hij was een échte sukkel. Maar Jos was ook een aardige knul, fantasierijk en was heel gevoelig.   Hij deed ook aan alles mee. Er ging geen klassenavond voorbij of Jos nam tussen de schuifdeuren plaats met aan de kin een oude viool, bepaald geen stradivarius, om op een erbarmelijke manier Yehudi Menuhin te imiteren. We lachten ons gek om Jos, maar schoten hem nooit te hulp.

De lessen van Dijkstra waren voor Jos een plaag. Hij was de pispaal van een leraar, die hem tot algemeen vermaak,  Josephus noemde. Jos raakte hiervan zó in de war dat het vermogen tot rekenen tot het absolute nulpunt  terugliep.  In de stress gejaagd door ‘Josephus, vertel jij het maar’, kreeg Josephus de simpelste dollarsom niet voor elkaar. Dan werd ‘Josephus’ naar het bord gebulderd om ‘drie dropjes’ te tekenen en daarna nog ‘vijf dropjes’.  ‘Hoeveel dropjes staan nu op het bord?’.  ‘Acht ‘ stamelde’ Josef, maar op zijn plaats gekomen om dezelfde vraag weer met dollars te beantwoorden,  ging hij consequent wéér de fout in. ‘Minkukel!!!’.

Op een dag kwam Dijkstra de klas binnen.  De euforie brak nu direct los. De belangrijkste rits van zijn kledij was niet in de positie waar die op dat tijdstip van de dag zou moeten zijn. Met een gapende opening en de knieën angstig uit elkaar, nam hij plaats op zijn lessenaar, die maximale ruimte bood voor het zicht op een ouderwetse onderbroek met een beginnend spleetje. Daaruit kon elk ogenblik een ongenode gast om de hoek kijken.  Een dag om nooit te vergeten. De onrust was groot en Dijkstra kreeg die niet onder controle. 

‘Wat heb jij daar Josephus?’, baste de handelsrekenaar. Hij kreeg een briefje, las dit, verdween uit de klas en kwam gekleed weer binnen.  ‘Nullen!’ riep hij ons toe met een dodelijke blik en stapte af op de schrijver  van de waarschuwing.  Terwijl hij hem vriendschappelijk op de schouder sloeg, zei hij ‘bedankt Jos!’. Hij heeft hem nooit meer te kakken gezet.

Toch zat hufter  Dijkstra dichter bij de waarheid dan hij zelf dacht. Het woord ‘minkukel’ werd in 1963 voor het eerst gebruik  in  ‘Tom Poes en het Kukel’. Ra-ra nam de maat van Prlwytzkofski’s  kukel  en sprak: ‘Een minkukel.  Dank u’. Oppervlakkige lezers zijn  dit uit gaan leggen als ‘domkop’, maar Martin Toonder zelf corrigeert:  het  gaat om eigenschappen die meestal door een teveel aan rede worden verdrongen; zoals gevoel, fantasie, liefde en degelijke. Verrek: Jos Klepper!  
Hij heeft het ver geschopt.

maandag 10 augustus 2015

Dat is een andere kok!

  

Ik loop al dagen na te denken over het schrijven van een flashback over de tijd waarin wij schools werden gedwongen om strak binnen de lijntjes van onze Nederlandse taal te blijven.
Dat vond ik toen overdreven, maar steeds meer kom ik taalgebruik tegen dat mij verbaast of zelfs ergert. Vooropgesteld: ik ben geen purist en het zal ook niet moeilijk zijn om  in mijn schrijfwerk, zo nu en dan, een stijl- of spelfout te ontdekken.
Maar daar wil ik het uiteraard niet over hebben.

Het gaat mij niet om nieuwe woorden die worden bedacht en in de dikke van Dale worden opgenomen, maar om taalfouten die zo vaak worden gemaakt dat ze ‘van armoe’ maar worden geaccepteerd als zijnde normaal.

Het woordje ‘hun’ als grammaticaal onderwerp van de zin, is een voorbeeld bij uitstek. Met dank aan de initiatiefnemer, ene Johan Cruyff. ‘ Hun hebben gewonnen’.
‘ Wij geen voetbal, hun  geen staking’ .
Deze uitroep van de ADO supporters naar aanleiding van de politiestaking, werd dit weekend meerdere malen door de nieuwslezers herhaald; waarbij niet duidelijk was of het een citaat betrof of dat ‘ hun’ zich vergisten.

Een ander schoolvoorbeeld is de Louis van Gaal. De man zorgt, door herhalen en herhalen, voor verrijking van vele talen.
Als een uitdrukking in een andere taal niet klopt, dan is dat niet de fout van van Gaal, maar dan is dat de fout van die taal.
Als het maar genoeg gezegd wordt, dan wordt het normaal. Het begon in Duitsland met ‘Der Tot oder die Gladiolen’ en het is inmiddels in de Duitse taal (enigszins beter gestileerd) al gemeengoed aan het worden. In Engeland: ‘ the dead of the gladiolus’, hetgeen niet ‘ de dood of de gladiolen’ , maar ‘de dood van de gladiolen’  betekent.

Van Gaal haat de media. Als de communicatie niet zint, hij verstart en zijn woede uit, dan stelt hij iets als: ’de media is hiervan de oorzaak’ , de media is dit’ of ‘ de media is dat’ . Dit zoveel maal, dat menigeen, televisiecommentatoren incluis, het ‘de media is’ inmiddels mee papegaait. Het abnormale wordt normaal.
‘ Het medium is en de media ZIJN’: dat is de enig juiste. Meneer van Gaal: ‘hier lust de honden geen brood van’.

Het leven is een hutspot van leggen en liggen, van kennen en kunnen, van ligt en licht, van ik en hun, van hen en hun, jezelf of je eigen, van medium of media, van word en wordt, enzovoorts.

Ik roep u op om met mij in verzet komen tegen de op handen zijnde verkrachtingen  van onze taal. Ons motto moet zijn: De dood of de gladiolen! Hun kennen de pot op en wij lig ons er niet bij neer! Net als van Gaal zeg ik: Dat is andere koek!
‘ That is another cook!’

Vanaf nu: Dat is een andere kok!

vrijdag 7 augustus 2015

Een kruiwagen voor tante


Bezoek van familie, of het nu broer is of zus, of het kinderen zijn of neven en nichten; onvermijdelijk komen gesprekken uit op verhalen van ‘toen’.
Dit voorjaar kwamen mijn broer en zus, met schoonzus en zwager, op bezoek. De conversatie verliep geanimeerd, van skûtsjesilen tot vakantie in Finland, en van het pas geboren kleinkind tot verhalen van onze moeder in haar laatste jaren van haar leven.
Ineens strandde het gesprek bij het onderwerp ‘moppen’. Neef Wim uit Australië stuurt mijn broer moppen door; meestal saai en erg gericht op een ‘zegeningen voor ouden van dagen’. Recent was daar echter een uiterst racistische mop bij en daarop volgde een bericht van mijn broer naar ‘down under’: dit wordt niet op prijs gesteld.
Toch was er één doorgestuurd mopje bij dat op enig gelach kon rekenen.
Ik heb hem destijds ook gelezen, maar helaas, ik was de inhoud al vergeten. Vandaag kwam de mop vanuit mijn geheugen weer helder  in gedachten terug.

Er was eens een boer met een oud varken. Na jaren van biggenproductie, leek er sprake te zijn van enige frigiditeit van de zeug. O grutjes, wat nu?
Buurman wist raad: ik heb een beer, die springt overal met groot succes bovenop.
De boer keek naar het varken, haalde de kruiwagen en reed de ex-zeug naar de beer van buurman. Het wonder geschiedde.
‘Maar hoe weet ik nu dat dit een vruchtbare samenkomst is geweest?’, zei boer.
‘Als ze morgen in het gras rolt, dan is de samenkomst vruchtbaar verlopen. Rolt ze in de modder, dan is het niet gelukt’ was het antwoord.

De volgende morgen keek de boer uit het raam en helaas, de zeug rolde door de modder.
‘Buurman wat moet ik nu?’
‘Kom maar weer langs. Ik zal geen dekgeld vragen’, sprak de buurman. En zo geschiedde het.

De volgende morgen keek de boer uit het raam, en helaas de zeug rolde weer door de modder.
‘Buurman wat moet ik nu?’
‘Kom maar weer langs. Ik zal geen dekgeld vragen’, sprak de buur.

De daarop volgende morgen keek de boer weer uit het raam. Hij rende naar de telefoon en belde buurman.
‘Ligt zij weer in de modder?’ vroeg buurman direct.
‘Nee’
‘In het gras?’
‘Nee.’
‘Maar wat dan?’
‘Ze zit in de kruiwagen’

Omdat dit leuke mopje van neef Wim uit Australië kwam, werden weer verhalen verteld van vroeger; in dit geval uit de tijd voordat oom Koos en Tante Klaar (met zes kinderen, waaronder Wim) naar Australië emigreerden.
Mijn broer bracht de herinnering in, dat de zes kinderen van Koos en Klaar elke zondag op dezelfde tijd bij ons aankwamen om te ‘spelen’. En dat was niet altijd (zegmaar: nooit) een moment dat ons gezin zou hebben uitgekozen. ' Jessus, daar komen ze weer!' 

Ooit heeft mijn vader mij in vertrouwen de reden van deze wekelijkse visite ingefluisterd. Ik zocht naar woorden om deze toedracht op kiese wijze aan mijn broer over te brengen.
‘Uh, Uh, tante Klaar……”
Mijn eega kwam mij snel te hulp. ‘Tante Klaar zat zondagmiddag altijd in de kruiwagen’.

En oom Koos klaagde bij pa dat hij zich elke zondag ' urenlang moest duwen' .



dinsdag 4 augustus 2015

Kop- en kontvodden


In mijn jeugd (daar gaat ‘ie weer) had je enorm respect voor de man die in het gunstigste geval ‘oom agent’ en meestal ‘ tuut’ werd genoemd.
Al speelden wij alleen maar op het plantsoen van de Eemnesserweg in Hilversum, het in de verte op een opafiets naderen van agent Klunder was al voldoende om ons snel in de belendende struiken te verstoppen. En bang dat wij waren!!!
Dat gezag is af gekalefaterd; bij mij en beetje, en veel meer in de maatschappij.

Een jaar of tien geleden bezocht ik zakelijk de stad Chicago. Bij de ingang van het Palmer House Hilton Hotel (en overigens ook op vele plaatsen elders) stond een politieman statig en onberispelijk gekleed naast de ingang.
Verdomd, in dit geval kon je zeker zeggen: ‘ kleren maken de man’. Het gezag straalde er alleen al door die kleding voor 200% vanaf. Toen al, dacht ik aan het meer sjofel voorkomen van onze eigen agenten. Een beetje casual om de afstand tot het publiek te verkleinen. Ja, ja!

Vanavond zag ik, tijdens een persconferentie over de ramp met brugdek en kranen in Alphen aan den Rijn, dat de politiewoordvoerder verscheen in het nieuwe politie-uniform dat mij nu al enige maanden jeuk bezorgt.
Jeuk, omdat in een bui van goede bedoelingen al onze politiefunctionarissen, van hoog tot laag, gestoken zijn in een uniform dat meer doet denken aan de outfit van een dorps-sportvereniging dan aan het uniform van iemand van wie enig overwicht mag worden verwacht. Als de ME-komt aanstormen denk je tegenwoordig: ‘kijk, hardlopers!’
De keuzeheer van deze kledij mag wat mij betreft veroordeeld worden tot duizend halve marathons. Het liefst of een onbewoond eiland, hier ver van weg. En in de hoge politiefunctionaris van hedenmiddag herkende ik namelijk de Griek Varoufakis in zijn toekomstig gevangeniskostuum. Ik vind het een zielige aanblik. 

Binnen dit kader  vraag ik ook even aandacht voor de outfit van shantykoor Bravoer uit Woerden. Zij gingen na het bekend worden van de koop en het nuttigen van vele oorlammen, gierend van het lachen naar huis.


Ik heb groot respect voor onze politiefunctionarissen, vind dat zij ontzag verdienen en dit goed kunnen gebruiken. Er is weer veel overheidsgeld gestoken in wat Wilders zou kunnen noemen ‘kop- en kontvodden’

Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...