maandag 30 april 2018

Eens een 'vandaal', altijd een 'vandaal'



In mijn jeugd, de jaren ‘50/’60, speelden in het Gemeentelijk Sportpark van Hilversum twee betaald voetbalclubs:’t Gooi en  Hilversum.  Elke zondag weer, zag ik vanuit onze vooroorlogse rijtjeswoning hoe een stoet wandelaars en fietsers over de randweg richting Sportpark  trok. Tegen vijf uur kwam de stoet terug en van de non-verbale uitingen kon je de uitslag aflezen. Het Sportpark kreeg regelmatig meer dan 10.000 bezoekers; een aantal waar veel eerste divisieclubs van nu, jaloers op zouden zijn.

Mijn vader haatte voetbal. Ik moest op zondag mee wandelen in de bossen bij Lage Vuursche. In de stilte van het bos drongen de geluiden van de wedstrijd duidelijk door; gejuich bij doelpunten, luide ‘oei’s’ en boe-’s. Pa ergerde zich kapot en schreef een ingezonden stuk naar de plaatselijke krant, met de opmerking dat hij niet was gediend van de ‘luid weerklinkende godverdomme’s in de stilte van de natuur’.

Zo rond mijn tiende jaar ontsnapte ik aan die saaie wandelingen en ging met een jongenskaartje van 10 cent mee met de publieksstroom naar de ‘staantribune’. Ik koos voor de wedstrijden van ’t Gooi. De clubkleuren geel-zwart stonden mij het meest aan.Het ging er luidruchtig, maar heel gedisciplineerd toe. De ‘hondenlul’ was nog niet uitgevonden. Het werd mij wel duidelijk dat je als kind een held was als je in de rust het houten hek over klom, de  sintelbaan passeerde en daarna over het veld rende om de zitplaatsen aan ‘de overkant’ te bereiken. Het publiek juichte je toe, politieagenten met pet en lange zwarte jassen probeerden, onder boegeroep vanuit het publiek, je te vangen. De triomfale oversteek is mij twee keer gelukt. De derde keer kregen ze mij te pakken en scholden mij uit voor ‘vandaal’.

Ik werd meer volwassen, voetbalde later bij ’t Gooi en bleef die club tot de dag van vandaag volgen. Later, na een verhuizing naar Castricum, werd de tribune van AZ’67 in Alkmaar opgezocht. Na een volgende verhuizing naar Friesland genoot ik van Heerenveen. AZ en Heerenveen zijn beide provincieclubs, voetballen leuk, raken goede spelers kwijt en weten steeds weer terug te keren een in het ‘linker rijtje’. In de stadions is een goede sfeer en er is geen tot weinig rottigheid. Bij de wedstrijd Heerenveen-AZ gaat mijn voorkeur nog steeds uit naar de AZ-ploeg. Geen Fries zal daarover vallen. Ook niet als ik bij een doelpunt van AZ, als bijna enige op de hele tribune, de kont van de stoel verhef om ‘hiep hiep hiep hoera!’ te roepen. Vrede op aarde, in Friezen een welbehagen, behalve die keer dat AZ vier maal scoorde. De grootste ergernis die luid werd kenbaar gemaakt was: ‘man ga toch eens zitten’.

Zestig jaar na de sprints op het Sportpark nodigde mijn dochter, in het bezit van twee sponsorkaarten in een ‘gemengd vak’, mij uit om mee te gaan naar de finale van de KNVB-beker 2018: AZ-Feyenoord in de Kuip. Wat een festijn! Wat een sfeer!  Dochter had mij van een bescheiden AZ-shawl voorzien. Met een wat ongemakkelijk gevoel deed ik hem om.

Wij keken verbaasd naar het vullen van ons vak CC in de Kuip. “Gemengd’ betekende in dit geval: 99% Feyenoord-supporters.  Men kan met gemengd ook bedoeld hebben: 15% gedrogeerd, 25% dronken, 15% met een beetje hooliganbloed en 45% brave huisvaders al dan niet met zoontje. Ik schrok er echt van, maar hield mij kalm.

Na het eerste fluitsignaal brak ineens de hel om mij heen los. De genitale vleeswaren, racistische en antisemitische beledigingen vlogen non-stop door de lucht.  De uitingen van agressie waren  beangstigend. Knallen van bommen en granaten weerklonken vanuit het strijdgewoel. Toen ik in die situatie bescheiden klapte voor een AZ-actie, keek de door ‘versnaperingen’ verwilderde buurman naar de shawl, zag het AZ-logo, sleurde woedend aan die das en bedreigde mij. Hij praatte plat Rotterdams, dus ik begreep niet of dat ‘met de dood’ was. Vijf mannen daaromheen stonden verwensingen naar mij te brullen. Omringend publiek hielp ons.  Door stoelwisselingen met keurig publiek zaten wij wat veiliger. De thuisclub won verdiend, maar er bleef reden om voor het eindsignaal snel het hazenpad te kiezen.

In een flashback zag ik mij, nu 60 jaar later, weer rennen in het Sportpark. Maar dit keer geen politie om mij op te  vangen, mij ‘vandaal’ te noemen en om op het politiebureau te laten terugkomen om strafregels te schrijven. ‘Het is een andere tijd, opa. Dit moet je gewoon vinden’.

Maar ik vind hier helemaal geen bal aan, mensen! Mij zal je dan ook vanaf nu, in het gunstigste geval, alleen kunnen terugvinden op de veilige kant van de tribunes in Alkmaar en Heerenveen. Als je mij dan in de rust kreupel van de ene kant naar de andere kant van het veld ziet rennen, dan weet je dat ik weer helemaal mijn draai in het voetbal heb teruggevonden. Eens ‘vandaal’, altijd ‘vandaal’

maandag 9 april 2018

Mislukt als vogelaar


Ik bevind mij op dit moment in Finland voor een bezoek aan mijn hoogbejaarde schoonmoeder. Zij woont in een bejaardenhuis. Onze leefruimte is overdag daaraan aangepast. Vandaag sloeg ik daarom mijn vleugels uit onder het motto ‘genoeg grijze duiven gezien’.

Even buiten de stad Salo ligt, te midden van zeearmen met rotsen en rijke bossen, een openluchttheater. Aan de weg daar naartoe ligt een modderige parkeerplaats; de startplaats voor een vogelherkenningswandeling.
Vol verwachting verliet ik de auto, deed geschikt schoeisel aan, hing mijn fotocamera om de nek en de fototas met lenzen op de rug.

Het pad stond vol met vogelaars, gekleed in legergroen en voorzien van krijgshaftige verrekijkers en camera’s met nals kanonslopen.
Het is dan ook niet vreemd, dat ik hier eerder aanstormende Russen dan vogels verwachtte.

Hier wordt niet gesproken, noch gegroet. Het hoort een beetje bij de volksaard.  Op het water lag nog ijs te wachten op wat meer voorjaarswarmte. Bij enkele wakken  lagen huis-tuin-en-keuken-eenden omringd door honderden meeuwen die een oorverdovend lawaai maakten.
Een informatiebord liet zien welke fraaie verrassingen het faunagebied voor mij in petto zou moeten hebben. 
‘Kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wielewaal’.  Dudeljooo; geen kip te zien!

Ik heb het faunapad helemaal afgelopen. Het eerste dat ik fatsoenlijk voor de lens kreeg was een kraai.  En het leger vogelaars, het  tuurde maar voort. Ik denk dat het woord tureluurs hier ontstaan is. 

Tijdens mijn laatste meters op het pad, bracht ik mijn camera naar het voorhoofd om een voorbij zwemmende eend te fotograferen. Je moet  toch wat in dit gezelschap. Ineens kwamen er twee vogelaars mijn richting in gesneld. Hun blik strak in het water.  ‘Kwak, kwak’; een desillusie. Vogelaars houden niet alleen vogels in de gaten, maar ook elkaar. Met gemengde gevoelens keerde ik terug naar de grijze duiven.

Bij een volgend bezoek laat ik hier een kanarie los.

Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...