woensdag 15 september 2021

Van ‘braune Knaufen’ naar ‘blauwe Augen’


 

Ik ben op het moment van schrijven met mijn eega in het Tiroolse Zillertal en geniet daar al dagenlang van zonnig Alpenweer. We maken veel excursies en bevolken regelmatig terrasjes. 

 

Het barst hier van de landgenoten en niet zelden krijg ik rode oren van hun communicatie. Het is overduidelijk dat na het op scholen loslaten van Duits als ‘verplicht vak’, nog maar bitter weinig mensen zich voor het leren van de taal van onze Oosterburen interesseren.

Er wordt dan op verschillende manieren, al dan niet met goede wil, geprobeerd om wensen in het Duits over te brengen:

 

1.      Je wijst op de menukaart en roept ‘dit!’

2.   Je gaat steeds harder praten met de gedachte ‘dan verstaan ze’

3.     Je probeert volzinnen in het Nederlands, Duits te laten klinken. Dit is de ‘haben sie auch braune Knaufen-tactiek. 

 

Men moet mij vasthouden om te voorkomen dat ik opspring met een ‘sodemieteren Sie maar auf’.

 

 Maar het kan ook anders. Vandaag bezochten we het prachtig Schlegeis-gebied, hoog in de Alpen rond een stuwmeer. 

Bij Gasthaus Zamsereck vanuit een soort picknicktafel genoten wij van het fantastische uitzicht, een groot glas bier en een heerlijke schnitzel.

 

Achter onze ruggen, stond parallel een andere lege tafel. Ineens hoorden wij daar een langdurig en overdadig gehijg. Wij keken uit piëteit niet om, maar hier zeeg een tweetal mannen volledig uitgeput neer. Naar bleek, landgenoten.

 

Ik kreeg even een aandrang om mij om te draaien en te grappen: het hijgend hert der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar ’t genot’  (psalm 42 vers 1). Mijn ogen fonkelden. Een forse ruk aan mijn arm weerhield mij van een luide voordracht bij de andere tafel.

 

 Er ontstond, na een pauze van uithijgen, een heel luidruchtig gesprek tussen twee Nederlandse  ‘ballen’. Geen onbeholpen Duits, maar een luidruchtige ‘Niederländische Alpenpizza-sprache’; ofwel shit in de alpen.

 

Het waren twee deelnemers aan een Alpentrektocht met grote zware rugzakken, trekkend van berghut naar berghut. Er streken medetrekkers elders neer op het terras en het duo startte een aantal, voor iedereen hoorbare, beoordelingsgesprekken over reisgenoten. 

Van dik hout zaagt men planken. Collega’s, buren en bekenden. 

Wij werden er stil van; heel genant.

 

Toen kwamen de vrouwen aan de beurt. Bij zo’n bergtocht overnacht men in berghutten, in zaaltje met alleen matrassen en dekens. Matratzenlager wordt dat genoemd. Alle soorten mensen (m/v) door elkaar.

‘Vanavond zeker weer Matratzenlager in de Olperer Hütte’, zei de hoogste stem.

Ik ga altijd naast de mooiste vrouw liggen’, zei de bas.

‘Je meent het?  Je uh, …….pak je wel eens iets?’

‘Zo’n nacht doe ik geen oog dicht.’

 

Het gesprek kwam op de eigen vrouwen. Ik zal dat uit kiesheid voor mij houden, maar als ze dit thuis zouden vertellen, dan was dit geen Braune knaufen, maar blauwe Augen.

 

Inmiddels had ik afgerekend. Er was al drie keer preventief aan mijn mouw getrokken.

We stonden op, ik pakte mijn spulletjes en zag ineens mijn kans schoon: ik draaide, keek strak in de ogen van twee zelfvoldane mannen en sprak met enige zorgvuldigheid: ‘Dag heren, een prettige vakantie verder’

 

Drie stappen verder keek ik nog even om en zag twee ‘beschaafde’ koppen dicht bij elkaar, duidelijk in de fluisterstand.

 

Zouden ze iets geleerd hebben?

 

 


vrijdag 5 februari 2021

De koffiemolen

 



Weet je waar ik een verschrikkelijke, ontstellende, bloedstollende pesthekel aan heb? 

Dat is het openen van zo’n potdicht vacuümpak met gemalen koffie. Wat een ellende!


Op je tenen staan van voorzichtigheid, knippen in de kop van het stijve pak, even laten sissen en dan proberen de inhoud in een vierkante bus te gieten; zonder geknoei van die rot korreltjes op het aanrechtblad.

Ik snap die Nederlandse producenten niet want elders, bij voorbeeld in de Noordelijke landen, levert men koffie in pakken waarvan je in de kop de gesealde stroken losjes van elkaar trekt en die bruine massa moeiteloos de bus in uitgiet.

Douwe uit Joure doet aan consument pesten, al is het er maar één.

Meneer Egberts is bij mij Douwe Ergerberts; en je moet nog voorzichtig zijn dat je niet in het waardebonnetje knipt, want drieduizend van die dingen, kan je inwisselen voor een lullig cadeau. 


Ik heb eigenlijk al vanaf mijn kleutertijd een hekel gehad aan de voorbereidingsprocessen rond koffie.

Ik kreeg al jong een vierkante bak met een zwengel op schoot; ik moest draaien. ‘Hij kan al koffie malen’ zei moeder dan trots.

Nou, die hield ze erin. Als ik lekker zat te spelen riep ze enthousiast ’Hansje kom je koffie malen. Dan krijg jij (met de klemtoon op jij) een koekje. Ik kon ook wel  chocolademelk krijgen, maar dat vond ik niet te hachelen.

Enkele jaren daarna leerde ze mij de rest van het ouderwets koffie zetten.


In een soort kokertje met gaatjes  ondernin, staand op een potje, moest ik een rond papiertje leggen. Zes lepels koffie erin, goed aanstappen met een houten koffiestamper, beetje zout erop en koffiestroop van Buisman. ‘Hans kan zo lekker koffie zetten’; net alsof dat vrijwillig gebeurde.

Ik had wel affiniteit met die houten stamper. De kartonnen koffers waren mijn grote trom en ooit sloeg ik er een te barsten.


Later kwam er een elektrische  koffiemolen op de markt. En Melitta-filters die zo lekker snel doorliepen. 

Ik begon koffie te drinken; van die koffie met melk, waarop grote dikke vellen verschenen. Achteraf bezien: ook niet te hachelen.


Tegenwoordig ben ik gehecht aan zwarte koffie ‘met niets’. Bekers vol. Uit een koffiezetter met thermoskan.

Ik moet de koffie nog steeds zelf maken, want ik ben altijd ruim als eerste uit bed. 

Ik ben een echte koffiefan geworden en drink het altijd ’s morgens.

Jammer van die pakken van Ergerberts.


Talloze malen heb ik mij ook al afgezet tegen die stomme senseo-zakjes van Frits Philips en de  kuipjes van Nespresso.

Die zijn niet helemaal te hachelen. Die zet je een fatsoenlijke koffiedrinker niet voor.

 

Als mijn moeder nog zou leven, zou ze nog steeds vinden dat ik lekkere koffie zet.


Ik heb er alleen een vacuüm ochtendhumeur bij.

zaterdag 30 januari 2021

Zuster o zuster, wanneer krijg ik mijn prik


Een van mijn vroegere leidinggevenden, Hugo, was een controlefreak. Op basis van onze goede onderlinge verhouding, kon ik daarmee leven, maar mijn collega’s werden er ziek van. Alles moest zijn ingedekt en elk risico was uit den boze. Alles kwam met grote moeite tot stand. In tijd van nu,  zou aan Hugo met zekerheid de status van ‘mierenneuker’ zijn toebedeeld. In de tijd van toen waren de praatjes over Hugo niet op ‘mierenneuken’ gericht. Zijn liefdesleven kwam op andere wijze aan de orde.


‘Als Hugo met zijn vrouw naar bed gaat, dan doet hij een condoom om. Daar wordt een halve tube zaaddodende pasta op uitgesmeerd. Zijn vrouw is aan de pil en d‘r zit ook een spiraaltje in de buik. Het geeft wel wat gefrommel, maar ook een pessarium komt aan bod. De morning-afterpil ligt op het nachtkastje en last but not least: Hugo gaat voor het zingen de kerk uit. 

En nog is Hugo bang dat zijn vrouw zwanger wordt’.


Aan deze Hugo moet ik denken als ik, snakkend naar mijn voorbehoedende Coronaprik,  zie dat er gruwelijk wordt gestunteld door een gelijknamige minister Hugo, die geen weg weet in de wereld van procedures, voorschriften, meepraat-koninkrijkjes, onvolkomen leveringscontracten en logistieke planningen.  Ook al deze roept Hugo weer :’vanaf vandaag gaat vanaf vlugger’, is er zelfs geen hond die hem nog geloofd. Hugo heeft daar de capaciteiten niet voor. Hij is een mooie bliksemafleider voor onze ‘we-doen-het-samen-premier’ op het moment dat we de slechtst scorende prikpartij van Europa zijn.

En nu  blijkt ook de GGD nog zo lek als een condoom!


Is er dan niemand meer geloofwaardig in 2021? Jazeker, Sinterklaas; de man die niet liegt en de best presterende logistieke organisatie van Nederland heeft. Roep die man erbij; Haagse sukkels!


Als antwoord op de titel van dit verhaal zeg ik dus, wat verdrietig: het wordt 5 december.

Maar ik ben blijf woedend in het besef dat tot dit moment, duizenden in ons land onnodig voor het zingen de pijp uit gaan.


maandag 25 januari 2021

Een grote golfbal


Ik moet jullie bekennen dat het brok dat ik in de keel kreeg tijdens de inauguratie van president Biden, vooral kwam omdat ik besefte daarmee verlost te zijn van de afschuwelijke vier jaar met ‘King Ronald de verschrikkelijke’.

Later zagen wij op TV hoe hij, na een laatste potje opscheppen, eenzaam verdween in de Airforce 1 naar Florida. Aldaar aangekomen, wendde hij zich onderaan de vliegtuigtrap, zwaaiend naar de kleine groep fotografen. Melania liep door en liet hem ijskoud staan. Dat is wennen voor Donald Trump. Maar hij kan toch nog gaan golfen!?

Ik heb langdradige boeken gelezen over Trump, met opgestoken nekharen en afschuw. Maar er is nu een boek met de titel ‘Commander in Cheat’ van Rik Reilly over de golfprestaties van Trump; van ver voor zijn presidentschap tot het eind van die periode. Daar lees je met het nodige plezier over zijn ongeëvenaarde wangedrag tijdens zijn liefhebberij; over golfleugens; de achttien niet ‘gewonnen toernooien’, de 'goede resultaten'  van zijn (bijna failliete) golfresorts en zijn miserabel golfspelen. 

Bij deze sport, waar sportiviteit en wellevendheid hoog in het vaandel staan, noteert Trump zijn slagen op geheel eigen wijze en negeert met een stalen gezicht in het water geslagen ballen door op de kant, zonder meetellen, een nieuwe bal uit zijn broekzak te halen. Trump schopt ongegeneerd slecht geslagen ballen naar een betere positie op het gras. Zijn caddies noemen hem om die reden onderling ‘Pele’. Hij is niet te genieten; ook niet in deze vredige vrije-tijdssport.
Maar wie wilden dan nog spelen met die golfdwaas; toen en nu? 
Tot dusver gold het spreekwoord ‘omwille van de smeer likt de kat de golfbal weer’. Ieder zweeg uit eigen belang.

Trump is nu ineens alleen tijdens zijn achttien holes. 

Mensen met capsones en wangedrag noem ik ‘balletjes’ en binnen dit kader is Donald Trump een 'bal'; een hele grote golfbal.
En wat moet je doen met golfballen; ook de hele grote?
Die moet je putten. Het liefst met een asshole-in-one.

zondag 24 januari 2021

Een driewieler





De spookverhalen horend over het verlengen van het rijbewijs na je vijfenzeventigste jaar, was ik er vroeg bij. Ik kon al na twee dagen naar een keuringsarts en was blij verrast dat ik drie dagen later al een Rijgeschiktheidsbesluit van het CBR kreeg. Helemaal verrast was ik door het nieuwe feit dat ik ook geschikt werd geacht voor het rijden op ‘bepaalde driewielers’.


Het is eigenllijk nog niet eens zo gek, want al vanaf mijn derde jaar was ik uiterst bekwaam in het rijden op zo’n ding en niet zelden namen aantrekkelijke dames plaats op de duo-seat.

Met die mooie herinnering in gedachte, kwam natuurlijk dolenthousiast het idee op om ‘op herhaling’ te gaan.


Ik ging op marktverkenning en een hele wereld ging voor mij open: revival of my fifties!

Ik zag zwaar gemotoriseerde driewielfietsen. Apart, maar niet hip genoeg. Datzelfde geldt voor de opgevoerde nepautootjes; die rode koekblikken die op het fietspas mogen rijden. Ik zie me al zitten.

Een een zware scooter op drie wielen is al een stapje vooruit. Ik werd enthousiast voor een tuktuk, maar die kan mijn gewicht niet dragen. Men probeerde mij zelfs een driewielcamper aan te smeren.

Ik begon warm te lopen voor een Messerschmidt met cockpit of een Reliant, waarvan mijn kinderen altijd riepen ‘één wiel tekort.!’.  Maar ook dat was het nog niet helemaal.


Even had ik het idee dat het CBR mij met een ‘fopspeen’ blij had gemaakt. Met al die trutvoertuigen kan je je toch niet vertonen als vlotte senior! 


Met vreugde kan ik jullie meedelen dat ik Inmiddels ik toch geslaagd: en  hoe! 



Leren pak gekocht met spikes en een adelaar op de rug; en bijbehorende laarzen. En een vervaarlijke soort legerhelm is de kroon op het werk. Ik ben namelijk gevallen voor een trike, een motormonster met twee zetels waarmee ik als een gek over de ‘Hellingbrug’ en door mijn woonplaats ga scheuren. Met gezelschap achterop en  blij en trots.! Met een brullende uitlaat.

Ik jaag jullie de doodschrik in je lijf.


Met dank aan en goedkeuring van het CBR.


Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...