maandag 28 januari 2019

Het bak-spektakelstuk



Bij 95% van de tv-spelletjes of wedstrijdjes gaat bij ons de TV uit of naar een andere zender. Ik heb schoon genoeg van al die bekende Nederlanders die zich verplicht staan aan te stellen en uitsloven. 

Er zijn voor mij naar drie uitzonderingen: ‘Met het mes op tafel’, ‘Twee voor twaalf’ en ‘Per seconde wijzer’. Daar komt gewoon ‘Jan Publiek’ aan de beurt en wel in de meest slimme vorm. Geen aanstellerij, maar gewoon ‘kennis manifesteren’. 

Toch heb ik twee zwakke plekken in mijn kijkgewoonten: ’Boer zoekt vrouw’ en ‘Heel Holland bakt’.

Dat laatste programma draait nu op volle toeren. Een aantal weken bakt een aantal alleraardigste mensen, bak-amateurs,  zich een ongeluk aan allerlei moeilijke taartjes en koekjes, waarbij telkens degene met de meeste mislukkingen, huilend de baktent verlaat. 

Dit jaar verloopt anders dan in voorgaande jaren. Ik vind namelijk één van de kandidaten niet zo leuk als de anderen. Dat kan gebeuren, maar in dit geval sta ik niet alleen. Heel Holland appt. De oudste deelneemster, gesierd met een enorme haartaart op het hoofd, is naar zeggen ‘geen amateur’, maar een vrouw die professioneel aan catering doet en een kookboek heeft geschreven. Daarbij zou ze een bekende zijn van jurylid Janny. Als dat waar is, bakken die twee dames het heel bruin. Internet staat bol van de kritiek.

Ik hoop nu al vele afleveringen lang, dat het 'haarstuk'  de weg naar huis inslaat en ik maak mij sterk dat niemand daarbij in huilen uitbarst.

Maar keer na keer, moet ik toegeven dat de ‘professional’ professioneel bakt. Jurylid Janny staat te kirren bij het gebak en de persona non grata schuift met haar taarten langzaam maar zeker de finale in. Wat moeten we doen als deze ‘mol’ onder de kandidaten lijkt te gaan winnen?

‘Heel Holland bakt’ 2019 is voor mij en voor veel kijkers als een besmette begrafeniscake. Als ik het mocht zeggen, dan kwam er een passende laatste opdracht; het traditionele ‘spektakelstuk’: 

‘Bakkers, bak een lange vinger’.
Dat zou een opsteker zijn.

zondag 20 januari 2019

Een 'gevoelige medische misser'

Een 'gevoelige medische misser'

Het gebeurde op een vrijdag, half juli in de jaren ’70. De bouwvakvakantie begon en alle bouwers van een nieuwbouwvleugel van het ziekenhuis wisten niet hoe ze het snelst weg konden komen. De bouw lag al veel eerder stil dan de bedoeling was. Opzichter Kees de Boer *) zuchtte en ruimde de laatste rommel op. Als er één man naar vakantie hunkerde, dan was hij dat wel. De volgende dag zou hij vertrekken naar Zuid Frankrijk en dit was er wellicht de reden van dat de laatste handeling die hij op het terrein verrichte, wat te haastig werd uitgevoerd.
De aanhanger met nog mee te nemen apparaten werd enthousiast met de hand naar de Volvo V70  van Kees getrokken. Het werd te laat opgemerkt: het midden van Kees stond te dicht bij de trekhaakkogel en vallend disseleind.  Het resultaat was deerniswekkend. Een kogel van Kees zat in de klem en zijn gebrul ging door merg en been. Kees wilde snel wegvluchten, maar een bloedbad  maakte dit onmogelijk.
Zo kwam Kees de spoedeisende hulp binnen met een handdoek voor zijn geslacht. Kees was een ruwe bolster, een wat cynische humorist en daardoor niet echt populair in het ziekenhuis. Dat veranderde nu op slag. Ik kan jullie niet vertellen hoe snel de mare door het ziekenhuis ging: ‘Kees van de bouw ligt op de EHBO. Hij heeft een grote scheur in zijn zak.’ Het medisch geheim werd grof geschonden.
Ieder die dit beroepshalve ook maar even kon maken, spurtte naar die afdeling om daar, bij de tussen de verrijdbare schermen staande brancard, even het laken op te lichten met een ‘o, Kees, wat heb je nu gedaan?’.
Kees kreeg met opzet drie artsen op bezoek: de traumatoloog, de plastisch chirurg en een uroloog. Op de gang stond het gezelschap nogal geamuseerd bijeen. Kees lag in zak en as op de brancard.  Schuw vroeg Kees ‘gaan jullie mij naaien’. ‘Nee kees je wordt gehecht’.
Kees werd adequaat geholpen en kon twee dagen later op reis.
Achter het stuur van zijn Volvo zat Kees wat ongemakkelijk te schuiven. Het was vlak voor Breda dat Kees spierwit wegtrok. ‘Wat is er Kees?’, vroeg zijn eega.  Bijna stotterend zei Kees: ‘ik geloof dat er bij mij steekje los zit’. Dat was al jaren zo, maar dit was een serieuze zaak.
De spoedeisende hulp in Breda loste dat zonder gelach op. Kees kreeg een foto als bewijsstuk mee.
Na de bouwvak stond men hem op te wachten om ‘het naairesultaat te bekijken en de hechtingen te verwijderen’. Kees blies stoom af. Men probeerde de situatie nog even de relativeren. Maar mis; Kees was in zijn onderste wiek geschoten en dreigde, met foto in de hand, een klacht wegens ‘een gevoelige medische misser’ in te dienen.
Gelukkig kon zijn zaakje uiteindelijk in den minne worden geschikt.


*) Om begrijpelijke redenen heb ik de naam aangepast en de locatie weggelaten. 

vrijdag 18 januari 2019

Kreunen, hijgen, gillen.




Kreunen, hijgen en gillen

Het is alweer een aantal jaren geleden dat ik een congres bezocht in Chicago en overnachtte in het Palmer House Hilton hotel. Er was in de stad haast geen hotelkamer meer te krijgen en het ‘dan hier maar’ was geen straf.


Het is een chique groot hotel met kamers  tot op grote hoogte. Als ik uit het raam naar beneden keek, kreeg ik als ‘hoogte vrezer’ kippenvel. De kamer was klein maar uitstekend ingericht. Binnen de kortste keren werd mij wel duidelijk dat het er gehorig was. Muren en vloeren isoleerden als bordpapier.


Net toen ik, na een nachtelijke vliegreis, nog even een tukje wilde doen,  weerklonk vanuit een lager gelegen kamer een gegil en geschreeuw dat mij bijna naar telefoon deed grijpen om een op handen zijnde misdaad te melden.

Uh, uh, uh, hiiii, hiiii, hiii, uh, uh ,uh, aaahhhhh, yes, yes!!!

Dat laatste en het ritme waarin, maakten duidelijk dat hier iets tegengesteld aan de hand was. Ik heb er een half uur van mogen genieten, het ritme wisselde en het slotakkoord was een luid gil.
In bar en restaurant keek ik later rond met een blik van: ‘wie, o wie, zou het geweest zijn?’


Toen ik vanmorgen thuis de huiskamer binnen kwam, stond de TV al aan. ‘Verrek, wat een bekend geluid!’ Uh, uh, uh, hiiii,hiiii, hiii, uh, uh ,uh, ah, ah. Het ritme wisselde.


Er was iets gaande in Melbourne op de Australian open. Het was de wedstrijd Sharapova-Wozniacki.  Eerstgenoemde stond bij elke slag zo afschuwelijk te schreeuwen en kreunen dat mijn gedachten als vanzelfsprekend uitgingen naar het moment in Chicago.


Ik heb een hekel aan hysterisch gekrijs. In een hotel kan het me even doen glimlachen, maar op een tennisbaan is gekreun en gegil voor mij niet te verteren. Ik erger mij kapot. Er is geen sport waar je er hetzelfde gebeurt als men een bal raakt; voetbal niet, handbal niet, badminton niet, honkbal niet. Het moet dan ook maar eens uit zijn met die orgasmische geluiden bij het tennis.

De Internationele Tennissfederatie moet,naar mijn mening, direct een anti-gil-oekaze  uitbrengen. 


Nu zijn er bobo ’s die het toch nog heel graag zouden willen horen. Die moeten dan maar een keer in Palmer House Hilton gaan logeren.

Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...