zaterdag 30 december 2017

Afkeer van geld



Tussen de bankbiljetten in mijn portemonnee, trof ik een sterk vervuild en verkreukeld biljet van vijf euro aan. Gedver, wat een goor biljet! Wie zouden dat allemaal in handen hebben gehad?

Ik moest ineens denken aan mijn moeder. Zij had een ontstellende afkeer van geld. Begrijp mij niet verkeerd; ook zij verlangde naar een prijs op het staatslot van mijn vader. Legendarisch was echter de verdrietige verzuchting: ‘de loterij was weer kloterij’.
Het spaarzame geld dat zo vlak na de oorlog bij ons binnenkwam, was langdurig gebruikt en per definitie vies.

‘Denk je eens in wie dat allemaal in handen gehad hebben’. Dat deed ik en ik griezelde bij het idee van de groeteman van Houten, een verstokte neuspeuteraar. Of de putjesschepper die de overloopputten eens per maand kwam leegscheppen. Als kinderen noemden wij hem ‘stinkepoep’.Hij deed die naam eer aan. Of ‘pijpierook’ de dame van lichte zeden uit het centrum van Hilversum. Misschien een voddenboer of de schillenman.
Trouw waste ik na elke keer boodschappen-doen voor moeder, de handen grondig. Ik werd ook in de gaten gehouden of dat wel gebeurde.  De smetvrees gold zowel voor guldens op papier als voor munten.

Het gore biljet voor mij, riep ineens nieuwsgierigheid op. Wie heeft dat in handen gehad? Een neuspeuteraar? Een wildplasser? Ik werd nieuwsgierig en zocht op internet.
Een website ‘eurobiljettracker’ bracht uitkomst. Het was een biljet uit Spanje dat in omloop werd gebracht in 2013. Meer dan vier jaar lang van hand-tot-hand gegaan; van deftige dame tot goorling.

Ik bekeek het biljet, liet mijn fantasie werken en kreeg ineens  onbedaarlijk zin in handenwassen. Ik heb het nog gedaan ook. Extra lang.

donderdag 28 december 2017

Hans Schoevers (flashbackpacker): Eén kanonslag, 64 jaar plezier.

Hans Schoevers (flashbackpacker): Eén kanonslag, 64 jaar plezier.: Het is 31 december 1953 in mijn zevende levensjaar. Ik heb zojuist een diefstal gepleegd. Uit het keukenkastje van mijn moeder heb ik ...

Eén kanonslag, 64 jaar plezier.




Het is 31 december 1953 in mijn zevende levensjaar. Ik heb zojuist een diefstal gepleegd. Uit het keukenkastje van mijn moeder heb ik een doosje lucifers ontvreemd. Dat merkt zij toch niet, want ik heb na eenzelfde ontvreemding al menig polletje droog gras  laten ‘fikken’ op de Hilversumse hei. Ik eindigde in deze rol helaas als strafregels schrijvende  ‘boosdoener’ op het politiebureau. Dat was het wel waard, overigens. Moeder verstopte vanaf die tijd het pak met luciferdoosjes; te vergeefs. Omdat ik, na gebruik van enkele stokjes, slim de doosjes in het pak teruglegde, bleef het gebruik onopgemerkt.

Nadat ik met hulp van een een briefopener een gulden uit mijn stenen spaarpot had laten zakken, verschafte buurjongen Paul mij, in ruil daarvoor, vier rotjes en een kanonslag. Die moesten diezelfde middag worden afgestoken om ouderlijke ontdekking te voorkomen.

Ik legde de rotjes keurig op de stoeprand en stak ze een-voor-een af. Wat een fantastische gevoel: Ik stak rotjes af!
En toen de kanonslag. Ik had natuurlijk al lang gezien dat de ‘grote jongens’ hun vuurwerk in de hand aanstaken en daarna weggooiden. Daar wilde ik bij horen. Ik stak de kanonslag aan, zag het lontje vonken en gooide ‘het’ snel weg. ‘Het’  lucifersdoosje viel met boog op straat. In de hand klonk een ‘kanonslag’ en ware het niet dat het vuurwerk in een geopende hand lag, dan had ik nu met een stompje zitten typen. Mijn trui vertoonde brandplekken, maar ‘grote broer’ en zijn vriendin hielpen mij, na een hartgrondig ‘lul!’, door zorgvuldig alle aangetaste truipluisjes weg te plukken. Moeder heeft het ontbreken van vijf lucifers niet gemerkt.

Rotjes of kanonslagen; je ziet en hoort ze niet meer. Vuurwerk gaat per kilo, tot maximaal 25 kg aan toe. Het zijn nu ‘Burning Nero’s’ die 125 seconden lang  kanonslagen doen ontploffen, of ‘Defender Big Boxen’  waarmee je bijna een huis kunt opblazen. Nooit genoeg. Geld genoeg.

Er gaat geen 31 december voorbij of ik kijk nog met enige genegenheid naar mijn rechterhand. ‘hallo ouwe reus, daar zijn wij toch maar lekker aan ontsnapt’. 

Zo geeft uiteindelijk één kanonslag van vijfenveertig cent mij nu al 64 jaar plezier.

dinsdag 26 december 2017

Onuitstaanbaar als het om taal gaat



‘ Ik kom om een uur of zeuven’  zei Steven tegen mij.
‘Ik heb liever een uur of neugen, kan dat?’, was mijn antwoord.

Ik keek in een paar groot geworden ogen en naar een naar lucht happende mond.
De boodschap was kennelijk aangekomen.

Ik erger mij kapot aan het veelvuldig gebruik van het woord ‘zeuven’.  Men zegt dat het deels bekakt en deels dialect is, maar ik vind het gewoon stom. Het slaat nergens op. Zelfs op TV zijn er verslaggevers die de ‘e’ kennelijk niet kunnen uitspreken. Dan moet je je mond wat meer naar achter trekken en het vraagt wat ekstra energie. De absolute topper was vorige week ‘zeuvenhonderdzeuvenenzeuventig’.

Ik vroeg of Steven op de fiets zou komen. ‘Nee, ik kom met de oto’ .
‘Neem een pot ogurken mee, Steuven’ flapte ik eruit.


Als het om taal gaat, ben ik soms onuitstaanbaar.

woensdag 9 augustus 2017

Ik mis Klaas Jansma



Ik woonde nog geen vier maanden in Woudsend of buurman Johannes Kuipers vroeg mij, met acht medegenodigden, mee te gaan naar het Skûtsjesilen in Langweer. Johannes had een vlag in top die toegang gaf tot het centrum van het wedstrijdgebied. Als volstrekte leek, werd ik in één sessie en van zeer nabij ingewijd. Ik snapte direct dat er meer is dan van boei 1 naar boei 2 te varen. Ik vond het prachtig.

Vanaf die dag heb ik bijna elke ‘silerij’ vanaf eigen boot bijgewoond. Het lukt mij op de voorhand niet om in een column de aparte sfeer rond dit traditionele Friese gebeuren te beschrijven. Maar stel je voor: een grote watervlakte met een afgebakend wedstrijdgebied, waaromheen honderden grote en kleine plezierbootjes die de wedstrijd komen volgen. Een geweldige sfeer! Eten en drankjes mee en ieder maakt kenbaar met vlaggen of shirts welk  schip (en daaraan verbonden dorp) favoriet is.

Het gaat om een grote watervlakte.  Als de boten aan jouw kant waren gepasseerd, dan werden de kijkafstanden groter. De wedstrijd zou moeilijk te volgen zijn geweest als niet Omroep Friesland met een direct verslag de spanning op afstand erin hield. Ik vond dat heel speciaal. Minstens de helft van de boten had luid de radio aanstaan. De reporter was Klaas Jansma. Om ieder buiten Friesland duidelijk te maken wat zijn rol was, dan zeg ik: ‘de Friese Theo Koomen’.

Theo en Klaas hadden veel gemeen; behalve de taal. De slechtste wedstrijd werd enthousiast een spannende strijd. Overdreven soms, maar het bracht je als toehoorder bijna in extase. Daarbij opgemerkt, dat de wedstrijd wel degelijk goed werd doorzien.
De stem van Klaas klonk breed over het water en het hoorde bij het, in de boot, kijken naar skûtsjesilen.
Tot de dag dat Kees ermee stopte.

Zijn opvolger, Gjalt de Jong, ziet eruit als een razende ragebol en becommentarieert als een razende ragebol. Hij mist veel momenten en ik merk dat ook het aantal aanstaande radiootjes rond het wedstrijdgebied is gedecimeerd.
Hij doet zijn best, maar hij heeft het niet. 

Moet je oude knarren terug laten komen? Ik vind van wel en je ziet dat het donders goed mogelijk is. Stond daar maandag j.l. niet ons aller Foppe de Haan met tranen in de ogen toen het publiek massaal zong:’Foppe bedankt’? Dit voor zijn rol rond het EK voor dames.
Kijk, dat gun ik Klaas nou ook.

Wat let je, Klaas?

zaterdag 29 juli 2017

De mens




In mijn rol als artiest, moet ik er erg aan wennen: bij mijn voorstellingen zou ik niet meer van start kunnen gaan met een ‘Goedemiddag dames en heren. Wat leuk dat ik vandaag voor u mag optreden’.
Ik heb, voor ik binnenkort mijn instrumenten, luidsprekers en microfoons definitief in de wilgen hang, nog acht optredens voor ouderen op het programma staan.
Wat moet ik nu in hemelsnaam tegen ze zeggen? 

Bij de NS weten ze het wel: ‘goedemiddag reizigers’. Daar kan ik helaas niets mee. ‘Goedemiddag grijzigers’ misschien, maar dan discrimineer ik de kalen onder ons. Op de stations worden bovendien  de niet-reizigers (afhalers en wegbrengers) gediscrimineerd.
Bij de Gemeente Amsterdam is het voorschrift nu: ‘mensen’ of ‘mens’. ‘Goedemiddag beste mensen’. Ben ik me daar een nostalgisch sfeertje aan het neerzetten, en dan brul ik: ‘Hallo beste mensen’.

Stel je voor:  in Amsterdam zeg je niet meer ‘meer mevrouw’, maar ‘mens’.
Niet meer ‘deze mevrouw’, maar ‘dit mens’.
Niet meer ‘mevrouw Jansen’, maar ‘dat mens van Jansen’.
Dit komt toch wel heel dicht in de buurt van de meeste besproken uitspraak van Pim Fortuyn:’mens ga koken’. 
Een voordeel is in dezen wel, dat je over ’de mens’ en ‘ het mens’ kan praten. 
Voor de mierenneukers: dit dekt in feite alles. 

Het niet meer spreken van ‘dames en heren’ is een serieus onderwerp. Ik begrijp dat wel. Ik denk dat we de genders onder ons, met veel belangrijker zaken van dienst kunnen zijn.
Mijn  acht resterende optredens houd ik nog voor ‘dames en heren’. Een dame spreek ik aan met ‘mevrouw’  en een heer met ‘meneer’. Dat leer je me niet zomaar af.

Maar als je dat op prijs stelt, dan mag je tegen mij wel ‘mens’ zeggen; ‘de mens’, graag.

zaterdag 10 juni 2017

Gratis koffie



Gratis koffie


Op korte afstand van de jachthaven van Ommen, opent supermarkt Jumbo haar deuren voor vaargasten die hun proviand willen aanvullen. Parlevinkers zijn hier overbodig.

Wij gingen winkelen. Een stevige wandeling rond Ommen ging aan het bezoek van Jumbo vooraf. De zin om naast echtgenote en winkelwagen 'Jumbo' door te sjokken was daardoor nul. Ik keek uit naar een bankje, zoals die in sommige supermarkten wordt neergezet voor lotgenoten.
Het was bij Jumbo nog mooier: een witte tafel met meerdere hoge stoelen en het dagblad dat ik eigenlijk liever niet lees. 
Ik zette mij tevreden neer en begon, bij gebrek aan beter, met het lezen van sensatie.

Ik was niet lang alleen. Als bijen op de honing, kwam een aantal bejaarden op de tafel af. 'Wilt u ook koffie? Het is gratis!' Alle stoelen werden bezet en gratis koffie stond dampend op tafel.
Ik zag lege boodschappenmandjes op de grond.
Mijn tafelgenoten startten, in onze landstaal met accent, een geanimeerd gesprek. Hoewel met  moeite, herkende ik dorpspraatjes en enige roddel. 'Wij ontmoeten elkaar hier voor sociaal contact' vertelde mijn tafeldame. 'Met gratis koffie'.

Ik besefte dat ik plaats had genomen op een plek waar ik door mijn sociale kring (nog) niet gezien wil worden.
Op dat moment maakte ik de blunder van het jaar. 'Dus dit is een hangplek'.
Een vinnig 'nee' deed mij mijn fout beseffen. Ik werd acuut genegeerd.

Een nieuwe toehoorder met gratis koffie ging naast mijn stoel staan. Ik greep de kans, bood mijn zetel aan en maakte mij uit de voeten; als een dief in de nacht. Ik sloot aan bij de voort sjokkende winkelwagen.
'Wat deed jij op die hangplek?'
'O, de koffie was gratis'.






woensdag 19 april 2017

Eind goed, al goed

Eind goed, al goed! Vorige week vrijdag, tijdens mijn verblijf in Finland, kreeg ik een scan van de publicatie van de gemeente in de dorpskrant toegestuurd. Niet alleen dat, maar ook drie mails, een whatsappje en een telefoontje vertrokken naar het hoge Noorden.
Ik was totaal verrast door zo snelle positieve reacties. Ook na thuiskomst bij mijn wandeling door het dorp reageren dorpsgenoten in de zin van ‘gerechtigheid’. Dat doet mij heel veel. Ik wil niet zeggen dat ik er mee opstond en naar bed ging, maar de afgelopen tweeëneenhalf jaar zijn toch wel wat gekleurd door de teleurstelling en ergernis over de afschuwelijke manier waarop enkele dorpsgenoten zich kwalijk afzetten tegen het voormalig bestuur. Velen stellen mij en mijn collega’s, na de felicitatie,  de vraag: ‘waarom moesten toen jullie weg?.’  ‘Ik denk dat je dat al wel begrijpt’ is mijn antwoord en er wordt geknikt.
Een van mijn allereerste ‘ bazen’  zei als het over zelfreflectie ging: ‘kleine mensen hebben een trapje nodig om in de spiegel te kijken’.

Collectief en individueel (Jelle IJntema) zijn wij aan de praat geraakt met de Burgemeester en later wethouder Offinga. Die gesprekken werden gekenmerkt door luisterende oren, respect en openheid.
Het gevoel van wederzijds begrip ontstond en dat duidelijk ‘hoe de hazen hebben gelopen’.
Het hoogste orgaan van de gemeente (BenW) laat er nu geen misverstand over bestaan hoe ze terugkijkt op de periode van samenwerking met het voormalig bestuur. Dit is in de dorpskrant naar al onze dorpsgenoten verduidelijkt. Alle waardering daarvoor. Als er al een ‘strijdbijl’ lag, dan is deze waardig begraven.

Eind goed, al goed; met de nadruk op ‘eind’. Daar waren we aan toe. Bedankt allemaal voor de reacties!


Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...