donderdag 1 oktober 2015

Kneukerneuk (zomaar een flashback)

In de boekenkasten van drie generaties van mijn familie zal je het ‘Boek voor de jeugd’ en het ‘Nieuwe Boek voor de jeugd’ kunnen terugvinden. Het zijn boeken met sprookjes en verhalen, een paar jaar voor de tweede wereldoorlog uitgegeven door De Arbeiderspers. Dankzij de tweedehands-boekenhandel en zelfs oproepen per radio, konden vrijwel alle familieleden nog van de Boeken voor de jeugd worden voorzien. Het waren de boeken waaruit mijn vader voorlas aan zijn kinderen en zijn kleinkinderen. En voorlezen kon hij, niet te evenaren. Ik werd voorgelezen in de jaren direct na de oorlog. Het waren jaren dat winters nog winters waren. De kolenkachel stond centraal in ons gezin. De slaapkamers waren onverwarmd en grote ijsbloemen gaven het venster een dubbele dikte. Beneden bij die kolenkachel was het gezellig. Als de dag van gisteren herinner ik mij de op de kachel verwarmde pyjama die ik aankreeg, de warme chocolademelk die werd ingeschonken, en vooral het voorleesuurtje dat dan volgde. Het was alsof je het écht meemaakte: broer Wolf met zijn streken, Pluimstaart de hond, het gedicht van ‘het geitenweitje’ (om bij te huilen) en de dikke vette worst die los brak van zijn touwtje en alles wat op zijn weg kwam, verslond.
Maar, het allermooiste verhaal was voor mij ‘Het laatste flensje’ van Dola de Jong. Ik kan het u nog uit het hoofd voordragen, zoveel heb ik het gehoord. Het ging om drie oude mannetjes, Knikkernik, Knakkernak en Knokkernok, die pannenkoeken bakten. Ze kibbelden wat over recept en bakwijze, maar langzaam maar zeker groeide hun stapel flensjes tot respectabele hoogte; tot de laatste flens door Knikkernik omhoog werd gegooid om boven de pan te keren. Dit laatste flensje kwam niet meer naar beneden en werd niet teruggevonden. Pas toen alle flensjes waren opgegeten, iedereen nog wel een stukje lustte en Knikkernik verzuchtte dat hij het zo warm had, werd de verloren flens werd teruggevonden; op het hoofd van Knikkernik. Het verhaal was voor mij nummer 1 met stip.
Mijn vader was een keurig man. Het heeft hem vele druppels zweet gekost, toen ik als puber hem dwong tot enige explicaties die hij nog niet gewend was. Wat later was er gewenning en kon er een ondeugend mopje af. Nog later, vlak voor en tijdens zijn opname in het verpleeghuis, kon je hem bijna geen groter genoegen doen, dan met een ondeugende toespeling op datgene wat de mens verricht tot instandhouding van zijn soort. Toen ik een keer met hem terugkeek op het verhaal van Knikkernik, Knokkernok en Knakkernak, kreeg hij een glimlach tot aan de punt van zijn oren.Tussen zijn proestende lach door bekende hij: ‘jongen, er was ook nog een vierde mannetje bij. Ik heb je dat nooit mogen vertellen: Kneukerneuk.’
Ik ben niet zo’n nette man als mijn vader. Na de adoptie van Kneukerneuk, heeft deze halfbroer in de familie, mij regelmatig behoorlijk vermaakt. Mijn familie wijst mij er nu op, dat mijn columns met het verstrijken van de tijd een regelmatiger poep- en pieskarakter krijgen. Dit is invloed van die koekenbakker! 
Mocht je één van mijn columns door het bovenstaande dus wat minder waarderen, noem het dan gerust een ‘misbaksel’. 

zaterdag 26 september 2015

Het einde van de keukentafelgesprekken



Hans, we moeten nodig eens een kopje thee drinken’.
Het wordt uitermate beschaafd uitgesproken, maar je voelt op je klompen aan dat de beschaafde spreker ‘iets van je moet’ .
Man, eikel’ denk ik dan. ‘ Zeg gewoon dat je me wilt spreken, trek je agenda, kom langs, we praten gewoon en recht door zee. Na afloop krijg je een neut.’

Het zijn de ‘balletjes’ onder ons die thee willen drinken of grijpen naar het alternatieve wapen van  het ‘keukentafelgesprek’. Een keukentafelgesprek? Ja een keukentafelgesprek!
Dit is de sfeer opwekken van een gemoedelijk gesprek aan de  keukentafel, met een schaaltje koek en een kopje thee, met ‘ heerlijk de gedachten de vrije loop laten’ , niets vastleggen en later toch komen met een bindend rapport, waarvan de inhoud je doet verzuchten:‘ ik word genaaid’.
Ik heb, door schade en schande wijs geworden, gezworen nooit meer aan een ‘keukentafelgesprek’  deel te nemen.

Begin deze week las echter ik in de Volkskrant dat ‘keukentafelgesprekken’, bij duizenden tegelijk, dagelijks worden gevoerd binnen het kader van het verlenen van zorg aan mensen die hulp nodig hebben. Ook dat leidt wel eens tot de verzuchting ‘ ik word genaaid’ . De Gemeenten zijn sinds kort verantwoordelijk, ze moeten besparen en hele volksstammen worden op cursus (google maar eens)  gestuurd om de fijne kneepjes van het ‘keukentafelgesprek’ aan te leren. Alleen al bij het lezen van dit feit heb ik directe hulp nodig. 
De toekomstige hulp vragende gesprekspartner wordt in lesstof ‘ burger’ genoemd. Snertverderrie dat is  een woord waar het denigreren van afstraalt! Dat woord neemt normaal gesproken alleen een Gemeentehuisbewoner die moet ‘handhaven’ in de mond.

Neem van mij aan dat de leerlingen, na het met goed resultaat slagen voor het eindexamen ‘keukentafelgesprekken’,  niet op de voorhand bij de burger zullen aankomen voor een ‘tafeltje dek-je’, maar voor een ‘ ezeltje strek je’ en ‘ knuppel uit de zak’.
Ik veroorloof mij daarbij op te merken dat in de meeste huizen niet eens een keukentafel staat; waarmee de volksverlakkerij is bewezen.

Ik hoop oud te worden en het liefst zonder behoefte aan hulp. Dit laatste is waarschijnlijk een illusie. Oud worden brengt mij, zonder ingrijpen, uiteindelijk toch in de positie van een gedwongen uitnodiging voor een  ‘ keukentafelgesprek’  of een ‘ kopje thee’. Mijneed dus.

Dit moet worden voorkomen en de oplossing kwam van mijn creatieve vrouw; ook belanghebbend in dit geval.
Ik heb voor donderdag aanstaande bij de redactie ‘de Wereld draait door’ om zendtijd gevraagd voor de presentatie van het letterlijk lumineus idee: Een verbranding van alle Nederlandse keukentafels op het Malieveld in Den Haag. Red de zorg!


Burger, we moeten nodig eens een neut nemen’ .

dinsdag 15 september 2015

Dafjes tellen



De laatste dag van onze bootvakantie overnachtten wij in de directe nabijheid van de Linthorst Homansluis tussen Ossenzijl en Echtenerbrug.  We waren er al vroeg in de middag en hadden een riante plaats aan de oever van de Helomavaart. We genoten van het uitzicht op het in-en-uit de sluis varen van boten en van het langskomend verkeer op de tegenoverliggende Lindedijk. 
Het gebeurde om een uur of twee. Een ‘in nieuwstaat’ verkerend knalgeen Dafje pruttelde gemoedelijk over de waterkering. Ik veerde op. ‘Kijk een Dafje, een Dafje!!!’
De flashback sloeg toe als een bliksem. Terug naar naar 1959, toen de eerste Daf 600 van de band afrolde voor verkoop. Aanvankelijk ontstond er enige vaderlandse trots. Huub van Doorne, die zelf een Cadillac met automaat reed, vond dat ook het ‘gewone volk’ moest kunnen rijden zonder ingewikkeld schakelen. Hij ontwikkelde de Variomatic, een traploze automaat met een riemaandrijving. Het was geniaal. (Vele moderne auto’s worden nog steeds uitgerust met de CVT, een opvolger van de variomatic.) Het was dringen op de Rai toen de nieuwe telg van van Doorne voor het eerst werd getoond. Die auto zou het helemaal gaan maken!
Ik was op dat moment 12 jaar. Mijn vader had kort daarvoor een lichtblauwe Opel Record met stuurschakeling gekocht. Het ‘zullen we een ritje gaan maken’ was in die tijd gewoon. Ik nam plaats op de achterbank. Pa maakte ook wel eens lange ritjes en dan sloeg de verveling toe. De komst van het Dafje bracht uitkomst. Ik was helemaal weg van het nieuwe autootje en riep toen, net als bij de Lindedijk: ‘Kijk een Dafje, een Dafje!!!’ Er werd een deal gesloten: ‘als je een Dafje ziet, krijg je een ijsje’. Het was wekenlang rustig in de Opel, behalve als een Dafje werd gesignaleerd. ‘IJS, IJS!!!’. Naarmate de Dafjes talrijker werden, werd de grens voor het krijgen van ijs stap voor stap verlegd . De grens van acht, was de laatste die ik mij herinner. Daarna werd de regeling geschrapt en de Opel-ritjes konden mij nadien gestolen worden.
Er zijn 30.563 van deze Dafjes gemaakt. Ze hadden een geweldige aantrekkingskracht op ouderen. Vergeten werd dat je er, als jongere, heel eenvoudig in kon ‘scheuren’, want al ras werd de weg bevolkt door duizenden Dafjes met oudjes die het gas niet verder indrukten dan tot geluidsniveau ‘pruttel pruttel’. Net zoals dit later gebeurde met het ‘ truttige’ alcoholvrije bier van Buckler (door Youp van ’t Hek om zeep gebracht), brachten vele bejaarden het imago van het Dafje om zeep tot ‘een truttenschudder met jarretelaandrijving’. Maar het was toch een, voor zijn tijd, geniaal autootje!
Ik was blij daar op de Lindedijk weer eens zo’n ‘ding’ te zien rijden en tot mijn grote verrassing verscheen er een tweede; een turquoise Daf. Voor ik het wist zat ik weer, net als vroeger, Dafjes te tellen. Het was niet duidelijk waarom ze er waren en waarvandaan ze kwamen, maar ik telde: ‘Twee!!……..drie!!……vier!!….vijf!!’ . Een breed palet aan kleuren. ‘Zes!!....Zeven!!!....Acht!!! Negennnnnnnn!!!!!  Ik flapte eruit: ‘IJS, IJS’ en spoedde mij naar de scheepskoelkast.
Helaas, op Dafjes-tellen wordt niet meer gerekend. 

zondag 6 september 2015

Van Bommelding


In deze week, waarin overal in de wereld door een foto van een aangespoeld jongetje, mensen 'wakker' zijn geworden met betrekking tot de werkelijke situatie van vluchtelingen uit Syrië, doet Geert Wilders een andere duit in het zakje door te stellen: 'Dat vluchtelingen verdrinken, is een gevolg van het 'opendeurenbeleid' van de EU. Op dat moment zou ik wel een schoen naar hem willen gooien.
Net zoals tijdens een persconferentie, jaren geleden, in Irak toen plotseling een paar schoenen door de lucht vloog om de hersenpan van George Bush op een haar te missen. Ik dacht ‘wat een mooie manier om diepe, diepe afschuw kenbaar te maken’. Hier in ons land hebben we daar totaal andere methoden voor: een verbale, soms zo vulgair mogelijk.  Wat vliegt er niet aan vleeswaren, vloeken en andere gruwelijke beledigingen naar de hersenpannen van schuldigen en onschuldigen? Ik stel voor dit onmiddellijk te vervangen door het gooien van schoenen.
Iedereen heeft in kelder of garage wel wat staan. Houd je grote eetschuur in geval van boosheid dus maar dicht en gooi gewoon een oude schoen. Je kunt daar ook nog wat gradatie in tot uitdrukking brengen. Als je een pantoffel gooit, weet de ontvanger heus wel wat je bedoelt en bij een paar slippertjes is dat ook klip en klaar. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Niet meer vloeken dus, maar naar de veters grijpen!
Onze vrije meningsuiting moet zich de komende jaren richten op het gooien van schoenen. Als jullie het goede voor hebben met de hierboven genoemde grote voorvechter van vrije meningsuiting , stuur dan uw voorraad oude schoenen snel naar hem toe. ‘PVV Limburg’ erop en ze komen gegarandeerd aan. Onze Geert zal er blij mee zijn.  Schoenen gooien, wie doet hem nog wat?
Ik.
Jullie moeten wel even geduld hebben, want mijn schoeisel is van de allerhoogste kwaliteit en het duurt doorgaans wel tien jaar voor ze door slijtage beschikbaar zijn .De firma van Bommel, maakt zijn schoenen zo goed dat, als iedereen tot aanschaf overgaat, het spoedig is gedaan met de vrije meningsuiting. Maar daar ben ik niet bang voor. Er is genoeg ander schoeisel beschikbaar.
In het geheim, diep geheim, ligt mijn eerste paar klaar voor gebruik. U begrijpt ook naar wie ik ze ga gooien. Zó vlak over de witte haartjes heen. Want let op: in de wet staat nog steeds dat je met een belediging iemand niet mag raken. Het komt wél in de krant: 'Van Bommelding' in Limburg
Gooi je oude schoenen weg,  zodra nieuwe hebt.

donderdag 27 augustus 2015

Hoeperdepoep!


Een jaar of twee geleden hield mijn kennis Barend, een dierenarts, gevoed door eigen ervaring en feiten uit publicaties, een lezing over excessen in de omgang van mensen met dieren. Ik heb mij tranen gelachen, maar in feite ging het om idiote ontwikkelingen. Zo is Fikkie niet meer een gewone huishond, maar een soort van medemens die je duur aankleedt, mee naar bed neemt, chique laat coifferen, de duurste medische behandelingen laat ondergaan en zelfs in het huwelijk laat treden. En als we het dan toch over nivellering hebben in de verhouding hond-mens, dan heb ik op de voorhand nog een heel zinvolle toevoeging: bouw kleine hurktoiletjes in de wc of badkamer, waar uw lieveling tegelijk met uw stoelgang, ook even mag meebukken. 

Een blog over hondenpoep? Ja, maar houd uw leesbril op, want ik meld een positieve ontwikkeling.

De bron voor een nieuwe benadering vond ik in de prachtige gemeentehaven van Coevorden. De haven is van hoge kwaliteit. De lay-out is zoals ‘overal’: boten bij elkaar en een smalle stook gras langszij. Driekwart van de boten heeft een hond aan boord en meestal twee (of nog meer). Fikkie kan je nu eenmaal niet thuis laten.
Ik uit mijn deernis met deze dieren die op een paar vierkante meter boot met twee of meer volwassenen mee moeten varen. Hoe kleiner de boot, hoe groter de honden. Ik zie tijdens mijn talrijke vaartochten regelmatig honden van het formaat beer uit het vooronder opduiken.

De scheepshond leeft als een plofhond in een soort legbatterij waar je je kont niet kan keren, waar het stinkt en zowel schipper als hond niet genoeg ruimte hebben om zich met de achterpoot en tong zindelijk schoon te likken. Tweemaal daags mag het arme beest, scheel van ellende, op de die smalle strook gras naast de ligplaatsen springen om zijn in wanhoop verzamelde inhoud van blaas en darmen zonder dralen tussen de grassprieten te sproeien of te laten zakken.
Achter het venster van mijn schip nuttig ik op dat moment een heerlijk ontbijt met hardgekookt eitje, terwijl binnen het gezichtsveld de ‘stutjes’ in alle maten, geuren en kleuren neerdalen. Dit is bepaald geen uitzondering. Ik vind dat niet prettig

In de haven van Coevorden werd ik blij van een nieuwe ontwikkeling die mij hoop geeft voor de toekomst. Een oude Pikmeerkruiser legde aan. Twee honden sprongen opgelucht aan de wal, bestormden het uitwerpgazon en deden waarvoor dit perceeltje niet bestemd was. Een kleine wandeling volgde. Moeder kwam ontzet terug en riep tegen haar Jan: ‘Heb je even natte doek. Laura is, gadverdamme, met haar poot in echte mensenstront gestapt!’.

Kijk, dit raakt de door Barend geschetste verhouding tussen hond en mens. Een mens die in hondenpoep trapt, versus een hond die in mensenpoep trapt! Barend kan dit aan zijn lezing toevoegen.

Voor mijn kleinzoon zing ik regelmatig (en tot ontzetting) ‘hoeperdepoep zat op de stoep’.
Na deze blog wordt ik beter begrepen. De wens is de opa van de gedachten.
De vraag is alleen of er vrijwilligers genoeg zijn die, af en toe, even in het plantsoen willen poepen.



woensdag 12 augustus 2015

De Minkukel


In het Wiki-woordenboek kwam ik het woord 'Minkukel' tegen met als uitleg: Het woord is geïntroduceerd door Marten Toonder in het stripverhaal Het Kukel en lijkt te staan voor 'minimaal IQ'.
Dit moet daar geplaatst zijn door een sukkel. Ik kan dit verduidelijken met onderstaand, waargebeurd verhaal. De naam van het slachtoffer is uiteraard aangepast.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
‘Minkukel!!’  Het bulderde door een klaslokaal op de benedenverdieping van het bouwwerk dat de Gemeentelijke HBS te Hilversum omhulde. De spreker was leraar handelsrekenen Dijkstra; ik verander geen letter van die  hufter zijn  naam. Het slachtoffer was Jos Klepper, een jongeling die aan alles wat hij deed wel iets sukkeligs  toevoegde. 

Er ging geen week voorbij of Jos botste met zijn fiets ergens tegenaan, liep met een pleister op zijn hoofd, vergat zijn boeken of liet op een moment dat het écht niet kon een vette kippenpoot uit zijn handen glippen. Hij was een échte sukkel. Maar Jos was ook een aardige knul, fantasierijk en was heel gevoelig.   Hij deed ook aan alles mee. Er ging geen klassenavond voorbij of Jos nam tussen de schuifdeuren plaats met aan de kin een oude viool, bepaald geen stradivarius, om op een erbarmelijke manier Yehudi Menuhin te imiteren. We lachten ons gek om Jos, maar schoten hem nooit te hulp.

De lessen van Dijkstra waren voor Jos een plaag. Hij was de pispaal van een leraar, die hem tot algemeen vermaak,  Josephus noemde. Jos raakte hiervan zó in de war dat het vermogen tot rekenen tot het absolute nulpunt  terugliep.  In de stress gejaagd door ‘Josephus, vertel jij het maar’, kreeg Josephus de simpelste dollarsom niet voor elkaar. Dan werd ‘Josephus’ naar het bord gebulderd om ‘drie dropjes’ te tekenen en daarna nog ‘vijf dropjes’.  ‘Hoeveel dropjes staan nu op het bord?’.  ‘Acht ‘ stamelde’ Josef, maar op zijn plaats gekomen om dezelfde vraag weer met dollars te beantwoorden,  ging hij consequent wéér de fout in. ‘Minkukel!!!’.

Op een dag kwam Dijkstra de klas binnen.  De euforie brak nu direct los. De belangrijkste rits van zijn kledij was niet in de positie waar die op dat tijdstip van de dag zou moeten zijn. Met een gapende opening en de knieën angstig uit elkaar, nam hij plaats op zijn lessenaar, die maximale ruimte bood voor het zicht op een ouderwetse onderbroek met een beginnend spleetje. Daaruit kon elk ogenblik een ongenode gast om de hoek kijken.  Een dag om nooit te vergeten. De onrust was groot en Dijkstra kreeg die niet onder controle. 

‘Wat heb jij daar Josephus?’, baste de handelsrekenaar. Hij kreeg een briefje, las dit, verdween uit de klas en kwam gekleed weer binnen.  ‘Nullen!’ riep hij ons toe met een dodelijke blik en stapte af op de schrijver  van de waarschuwing.  Terwijl hij hem vriendschappelijk op de schouder sloeg, zei hij ‘bedankt Jos!’. Hij heeft hem nooit meer te kakken gezet.

Toch zat hufter  Dijkstra dichter bij de waarheid dan hij zelf dacht. Het woord ‘minkukel’ werd in 1963 voor het eerst gebruik  in  ‘Tom Poes en het Kukel’. Ra-ra nam de maat van Prlwytzkofski’s  kukel  en sprak: ‘Een minkukel.  Dank u’. Oppervlakkige lezers zijn  dit uit gaan leggen als ‘domkop’, maar Martin Toonder zelf corrigeert:  het  gaat om eigenschappen die meestal door een teveel aan rede worden verdrongen; zoals gevoel, fantasie, liefde en degelijke. Verrek: Jos Klepper!  
Hij heeft het ver geschopt.

maandag 10 augustus 2015

Dat is een andere kok!

  

Ik loop al dagen na te denken over het schrijven van een flashback over de tijd waarin wij schools werden gedwongen om strak binnen de lijntjes van onze Nederlandse taal te blijven.
Dat vond ik toen overdreven, maar steeds meer kom ik taalgebruik tegen dat mij verbaast of zelfs ergert. Vooropgesteld: ik ben geen purist en het zal ook niet moeilijk zijn om  in mijn schrijfwerk, zo nu en dan, een stijl- of spelfout te ontdekken.
Maar daar wil ik het uiteraard niet over hebben.

Het gaat mij niet om nieuwe woorden die worden bedacht en in de dikke van Dale worden opgenomen, maar om taalfouten die zo vaak worden gemaakt dat ze ‘van armoe’ maar worden geaccepteerd als zijnde normaal.

Het woordje ‘hun’ als grammaticaal onderwerp van de zin, is een voorbeeld bij uitstek. Met dank aan de initiatiefnemer, ene Johan Cruyff. ‘ Hun hebben gewonnen’.
‘ Wij geen voetbal, hun  geen staking’ .
Deze uitroep van de ADO supporters naar aanleiding van de politiestaking, werd dit weekend meerdere malen door de nieuwslezers herhaald; waarbij niet duidelijk was of het een citaat betrof of dat ‘ hun’ zich vergisten.

Een ander schoolvoorbeeld is de Louis van Gaal. De man zorgt, door herhalen en herhalen, voor verrijking van vele talen.
Als een uitdrukking in een andere taal niet klopt, dan is dat niet de fout van van Gaal, maar dan is dat de fout van die taal.
Als het maar genoeg gezegd wordt, dan wordt het normaal. Het begon in Duitsland met ‘Der Tot oder die Gladiolen’ en het is inmiddels in de Duitse taal (enigszins beter gestileerd) al gemeengoed aan het worden. In Engeland: ‘ the dead of the gladiolus’, hetgeen niet ‘ de dood of de gladiolen’ , maar ‘de dood van de gladiolen’  betekent.

Van Gaal haat de media. Als de communicatie niet zint, hij verstart en zijn woede uit, dan stelt hij iets als: ’de media is hiervan de oorzaak’ , de media is dit’ of ‘ de media is dat’ . Dit zoveel maal, dat menigeen, televisiecommentatoren incluis, het ‘de media is’ inmiddels mee papegaait. Het abnormale wordt normaal.
‘ Het medium is en de media ZIJN’: dat is de enig juiste. Meneer van Gaal: ‘hier lust de honden geen brood van’.

Het leven is een hutspot van leggen en liggen, van kennen en kunnen, van ligt en licht, van ik en hun, van hen en hun, jezelf of je eigen, van medium of media, van word en wordt, enzovoorts.

Ik roep u op om met mij in verzet komen tegen de op handen zijnde verkrachtingen  van onze taal. Ons motto moet zijn: De dood of de gladiolen! Hun kennen de pot op en wij lig ons er niet bij neer! Net als van Gaal zeg ik: Dat is andere koek!
‘ That is another cook!’

Vanaf nu: Dat is een andere kok!

Infantino was de naam

  Er komt een burger bij het loket ‘burgerzaken’ in zijn geboortestad Brig (Zwitserland). Het gelaat is grotendeels bedekt, maar de ambtenaa...